De Toornrede

Veel mensen kijken elk jaar weer reikhalzend uit naar de derde dinsdag in september, Prinsjesdag. Die ene dag in het jaar dat we met z’n allen kunnen kijken of de gouden koets nog strak in de lak zit en kunnen vaststellen of de polsgewrichten van prins Claus en Hare Majesteit nog naar behoren functioneren. Een modern sprookje dat ons heel even doet terugdenken aan de tijd van weleer toen alles beter heette te zijn dan nu. Dampende paarden en in wassen beelden veranderde militairen. Het sprookje dat monarchie heet, geeft éénmaal per jaar een openbare voorstelling; inclusief rijtoer en bordesscène.
Hoogtepunt is het voorlezen van de troonrede door de koningin. Veel mensen denken dat zij die zelf schrijft, maar dat is niet het geval. De troonrede verschijnt onder verantwoordelijkheid van het kabinet, en de minister-president schrijft hem.
Op de derde dinsdag van september is iedereen op het Binnenhof een beetje opgewonden. De mooiste pakken en jurken zijn uit de kast gehaald. Vandaag is de grote dag. Want Prinsjesdag is ook een dag van ‘zien en gezien worden’. De vrouwelijke bewindslieden schrijven elk jaar een prijsvraag uit voor de fine fleur van de Nederlandse ‘Hoed Couture’. Het gaat erom wie het meest opvallende hoofddeksel weet te maken. Mooi is niet belangrijk, belangrijk is de foto op de voorpagina van De Telegraaf van woensdagochtend.

In september 1997 besloten Remi Poppe en ik om demonstratief weg te blijven bij de troonrede. We wilden een daad stellen. Laten merken dat we het fundamenteel oneens zijn met wat Paars ervan gebakken heeft. Nu zijn Remi en ik al geen fervente aanhangers van het koningschap, maar dat heeft ons er nooit van weerhouden gewoon bij de opening van het parlementaire jaar aanwezig te zijn. Immers, hoe je er verder ook over mag denken, de koningin is nu eenmaal het staatshoofd en zij opent dus het nieuwe parlementaire jaar. Om die reden vroegen we de voorzitter van de Eerste Kamer, die op Prinsjesdag ook optreedt als de voorzitter van de Verenigde Vergadering der Staten-Generaal, de aanwezigen te melden dat wij niet afwezig waren uit principiële overwegingen, maar om politieke redenen.
Het nieuws dat wij uit protest zouden wegblijven bracht nogal wat tongen in beweging. In ieder geval veel meer dan wij verwachtten. De avond voorafgaand aan Prinsjesdag zei PvdA-kamerlid Rick van der Ploeg bij Nova: ‘Het is ontoelaatbaar wat de SP hier doet!’ Maar verdere toelichting bleef uit. De redactie van Nova wilde aanvankelijk in de studio een discussie tussen Van der Ploeg en mij over het beleid van Paars. Maar Van der Ploeg wilde dat niet. (PvdA’ers die weigeren te discussiëren – dat is trouwens meer regel dan uitzondering. Zo weigerde PvdA-voorzitter Adelmund begin 1998 nog met mij in discussie te gaan in het programma Buitenhof.) Nu zat Van der Ploeg samen met de cda’er De Jong in de studio, en mocht ik op band iets zeggen over de groeiende tweedeling in ons land en de rol van het paarse kabinet daarbij.
Omdat we niet alleen weg wilden blijven, maar ook wilden laten weten wat onze motieven waren, besloten we tot het houden van een alternatieve troonrede, de Toornrede. We vroegen mevrouw Hennie Sneevliet (72) uit Rotterdam of zij die rede voor haar rekening wilde nemen. En dat wilde ze. Onder een prachtige najaarszon en aan de voet van het standbeeld van Johan de Witt vlak bij de Hofvijver sprak zij ten overstaan van honderden mensen haar rede uit. Ik druk hem hier met plezier nog eens integraal af:

Leden van de Staten-Generaal, beste mensen,

Je kunt natuurlijk zeggen dat het goed gaat met het Koninkrijk der Nederlanden. De bedrijfswinsten zijn bijvoorbeeld hoger dan ooit. We hebben nu al meer dan 100000 miljonairs. Met aandelen kopen en verkopen op de beurs wordt tegenwoordig door sommigen net zoveel verdiend als met werken door ons allemaal samen. De mensen die vier jaar terug al veel verdienden, krijgen nu nog meer. Heel goed gaat het met onze vijf procent veelverdieners – onder wie ook de leden van de Staten-Generaal. Het gaat ook uitstekend met een heleboel andere mensen in dit land. En het Poldermodel, waarop de regering zo trots is, zorgt voor een begroting zoals we die sinds jaren niet gezien hebben. Met een minimaal financieringstekort en een maximale lastenverlichting. De regering wilde een lastenverlichting van negen miljard, en het werden er zestien. Hoera!

Ik krijg zere oren van het gejubel van het paarse kabinet. Wekenlang word ik al wakker gemaakt en in bed gestopt met goed-nieuwsberichten. De ene minister laat het ene cadeautje uitlekken, de andere minister komt met het volgende presentje. Allemaal hebben ze iets leuks voor ons in het koffertje van Zalm mogen stoppen. Ik denk dat ze hopen dat wij straks dan onze stem voor hen in de stembus stoppen.
Door al dat lekken is de hele troonrede al naar buiten gedruppeld. Als de koningin direct de troonrede voorleest zal dat de mosterd na een al opgediende paarse feestmaaltijd zijn. Daarna zullen de leden van het kabinet (na hun wave van vorig jaar) nu hun hoedjes en armpjes in de lucht gooien. En dan misschien eenstemmig zingen: Na ons de zondvloed.
Als ze dat doen, zit daar iets in. Want die zondvloed komt eraan. Bij alle voordelen van het Poldermodel voor sommigen van ons, zie ik dat voor veel anderen van ons het water in onze wonderpolder de rand van de dijken heeft bereikt. Als je niet kan baden in weelde, moet je er steeds meer voor oppassen niet te verdrinken in onzekerheid en zelfs armoede.

Waarom wordt er toch zo hard geroepen dat het goed gaat met ons, als er 995000 huishoudens zijn die officieel arm zijn en van wie bijna de helft al vier jaar lang in de ellende zit?
Waarom jubelen onze ministers over het Poldermodel als er 1,7 miljoen mensen aan de kant moeten blijven staan omdat ze geen baan kunnen vinden?
Waarom is er zoveel applaus voor het werkgelegenheidsbeleid als er voor elke vacature in ons land volgens de vakbond zeventien mensen zónder werk zijn?
Waarom klappen we voor een begroting waarin 36 miljoen gulden uitgetrokken wordt voor de dagbesteding van zwaar verstandelijk gehandicapten, terwijl volgens de deskundigen ten minste 190 miljoen nodig is?
En waarom zo’n warm onthaal voor een regering die zo kil omgaat met de nabestaanden? En die daarmee laat zien dat wie door omstandigheden zwak is, bij Paars achteraan op het lijstje staat? De nieuwe wet is letterlijk een sterfhuisconstructie voor de oude Weduwen- en Wezenwet.
Waarom zouden we hoera roepen voor een begroting die wel extra geld uittrekt voor de zorg, maar daarmee absoluut niet de eerder geslagen gaten dicht?
Waarom zouden we juichen als er tienduizend huishoudens op de wachtlijst voor de thuiszorg staan? En als er 127000 patiënten op de wachtlijsten staan van de ziekenhuizen? En van wie er 79000 langer dan een maand moeten wachten op medische hulp?
En waarom moeten we ‘hiep hiep hoera!’ roepen als oude mensen in verzorgings- en verpleeghuizen nog maar één of twee keer per week onder de douche kunnen, vanwege het grote tekort aan personeel?

Leden van de Staten-Generaal, beste mensen,

Ikzelf ben alweer wat ouder, met een heel verleden. Ik ken de armoede van vroeger en ga hier niet zitten klagen over mijzelf. Dat wil niet zeggen dat het goed met je gaat als je aow en een klein pensioentje hebt. Dat geldt voor mij en zoveel andere ouderen. Zoals mijn moeder die haar laatste dagen doorbrengt in een verpleeghuis en daar ook merkt wat de bezuinigingen op de zorg in praktijk betekenen.
Maar ik vind het nog erger dat door de onbarmhartige maatregelen van dit kabinet het ook niet goed gaat met de toekomst. Met de kinderen van de toekomst. Met de jeugd van de toekomst. En met de nabestaanden van de toekomst. Die komen allemaal te wonen in een Nederland waarin steeds meer het recht van de sterkste geldt en de solidariteit een stiefkindje is.
Dat doet de meeste pijn bij ons, de ouderen van dit land, die onder vaak minimale omstandigheden maximaal gepresteerd hebben om ons land op te bouwen tot een samenleving waar we zorgen voor elkaar. De afbraak daarvan doet de meeste pijn.

Zo dadelijk zal de minister van Financiën zijn koffertje laten zien, nog trotser dan vorig jaar. Kijk eens wat ik heb voor jullie, zal hij lachen. Honderd miljard aan nieuwe plannen. Maar laten we wel begrijpen dat dat geld bijna helemaal verdeeld wordt onder de asfalt- en betonlobby. Dat is geld voor de aanleg voor prestigeprojecten als de Betuwelijn en de hogesnelheidslijn, voor de uitbreiding van Schiphol en ons snelwegennet. Voor andere dingen loopt de kraan niet zo hard. Voor natuurontwikkeling is er maar een miljard en voor het milieu maar vijf miljard – en dan gaat het nog over het opruimen van vervuiling uit het verleden. Voor armoedebestrijding heeft de regering een miljard over. En dan is het nog de vraag of die centen ook wel echt bij de mensen komen en niet ergens bij de lagere overheid in potjes blijven zitten, zoals we gezien hebben met de bijzondere bijstand of het geld voor gehandicaptenvoorzieningen.
Als je dat allemaal weet, dan denk je dat al dat hoera-geroep van Paars is als het sprookje van de nieuwe kleren van de keizer. We roepen: ‘O wat een mooie kleren!’ maar eigenlijk staat de keizer in zijn blootje en zou hij zich moeten schamen.
Ik denk er dan ook aan hoe dingen veranderen. Aan het verschil tussen de Kok van Toen, die partij koos voor ons, en de Kok van Poen, die nu de anderen de hand boven het hoofd houdt. Ik denk: stop toch met dat hoezee-geroep als je ziet dat de tweedeling toeneemt tussen de mensen met veel geld en zoveel anderen met weinig geld.

Volgens mij moeten we de beschaving van ons land niet aflezen aan de beursberichten, de hoogte van de beursindexen, de winsten van de grote bedrijven of het aantal miljonairs. En ook niet aan het aantal nieuw gebouwde villa’s en snelwegkilometers. Beschaving meet je af aan de wijze waarop we zorgen voor de mensen met wie het door allerlei omstandigheden minder gaat en aan de manier waarop we als samenleving voor elkaar zorgen. Voor de weerlozen, de niet-georganiseerden, de gehandicapten, de werkers, de ouderen, de nabestaanden, de kinderen.
Als we die meetlat hanteren, dan is er geen reden om te juichen maar veel eerder om te treuren. Want we laten de miljoenennota wel betalen door al die groepen die ik noemde. En waarom? Om een onbeperkte aftrek van hypotheekrente te laten voortbestaan. Om de vermogensbelasting te verlagen en de kapitaalsbelasting af te schaffen. Om door verlenging van de tweede schijf in de inkomstenbelasting mensen die het toch al goed ging nog wat extra’s toe te stoppen. Om topmanagers in staat te blijven stellen zichzelf krankzinnige beloningen toe te kennen. Om bedrijven toe te blijven staan met de winst aan de haal te gaan in plaats van het afdragen van een redelijk deel aan de samenleving die die winst mogelijk gemaakt heeft.

Leden van de Staten-Generaal, beste mensen,

Als ik zo dadelijk samen met u de politici in hun zwarte pakken en paarse hoeden de Ridderzaal zie binnengaan, krijg ik het gevoel te kijken naar een feest voor de nieuwe roofridders. Die het geld halen bij de armen en geven aan de rijken. En onderwijl de mooiste praatjes verkopen over hoe goed het met ons allemaal gaat. Een voormalig kamerlid en gewezen partijgenoot van Wim Kok schreef vorige week in de krant dat temidden van het feestgedruis hanengekraai hoorbaar zou zijn. Ik denk dat ook. En als we echt goed luisteren, dan moeten we dat allemaal horen – en bedenken wat dat betekent.

Ik dank u voor uw aandacht.