Er waart een spook door Europa

Velen zijn bezweken voor zijn onweerstaanbare lokroepen. Het zijn vooral regeringsleiders en invloedrijke politici die door het spook betoverd zijn en nu onder zijn invloed staan. Gewone mensen moeten er meestal niets van hebben. Zij zijn te nuchter om zich te laten verleiden tot onvoorwaardelijke steun aan het geheimzinnige, ongrijpbare idee van één, gelijkgeschakeld Europa. De federalisten – zoals de leden van het genootschap zich noemen – zijn pas tevreden wanneer Europa op zoveel mogelijk terreinen onder het gezag van het spook is gebracht: economisch door middel van de Interne Markt en monetair door middel van de Economische en Monetaire Unie (emu). Maar ook op punten als het buitenlands- en veiligheidsbeleid, en Justitie en Binnenlandse Zaken werkt men inmiddels aan de uitbreiding van de macht van ‘Europa’. De machtshonger van het federale spook is voorlopig nog niet gestild.
De federalisten willen van Nederland een provincie binnen Europa maken, dat is althans hun inzet. Zoals een betrouwbaar lid van een geheim genootschap betaamt, spreken zij zich zelden in het openbaar uit over hun doelen en motieven. Ook zij zien in dat de burgers hen niet volgen in hun streven naar een ‘Verenigde Staten van Europa’. Uit opinieonderzoek blijkt dat het met de steun voor nog verdergaande integratie en gelijkschakeling in het kader van de Europese Unie maar magertjes gesteld is: slechts 11 procent van de Nederlanders heeft sympathie voor dat streven. Slechts een minderheid is voor invoering van de euro.
Velen zijn ontevreden over de geringe zeggenschap die ze hebben over de hele ontwikkeling. Daarom is een ruime meerderheid van de Nederlanders vóór een referendum over de toekomst van Europa. Nergens in Europa zijn er ooit mensen de straat op gegaan om een verdere integratie van de Europese landen te ondersteunen, laat staan te eisen. De enige demonstraties die er zijn, zijn demonstraties tégen de Europese Unie in het algemeen en tegen de gevolgen van de pogingen van nationale overheden geforceerd te willen voldoen aan de toelatingseisen voor de emu in het bijzonder.
De brede weerzin tegen de emu heeft niets uit te staan met – wat je weleens hoort bij de voorstanders – onderhuids levend nationalisme. De bezwaren richten zich met name tegen de gevolgen voor het overheidsbeleid: grote bezuinigingen op de collectieve voorzieningen en afbraak van d
e sociale zekerheid. Ook in ons land kunnen we daarover meepraten. Hoeveel invloed heeft het in 1998 willen voldoen aan de emu-criteria niet gehad op de opstellers van het paarse regeerakkoord. De bijzonder strenge afspraken over de uitgaven zijn verantwoordelijk voor de enorme problemen in de thuiszorg, de wachtlijsten voor duizenden en duizenden geestelijk gehandicapten, wachtlijsten voor hartoperaties, het weer de kop opsteken van armoede, en de afschaffing van de verantwoordelijkheid van de rijksoverheid voor de sociale volkshuisvesting, en ga zo maar door. Zo goed als de tegenstand in ons land tegen dit beleid groeiende is, is dat ook in Duitsland en Frankrijk het geval. De mensen komen daartegen in opstand, zeker als ze zien dat er jaarlijks sprake is van een forse economische groei terwijl de tegenstellingen steeds groter worden en de tweedeling steeds scherper.
Waar de PvdA vroeger zei: ‘Europa zal socialistisch zijn of niet zijn,’ zegt de VVD nu: ‘Europa zal liberaal zijn of niet zijn.’ Waar je ook mag staan in het politieke krachtenveld: het Europa dat zich nu ontwikkelt is vooral een neoliberaal Europa. De criteria voor toetreding tot de emu zijn dan ook alleen van economische en monetaire aard. Er bestaan geen criteria op punten als milieu, werkgelegenheid, sociale zekerheid of collectieve voorzieningen.
Maar er zit nog een element in het groeiende verzet tegen de emu. En dat is de twijfel over de juistheid van het idee dat erachter schuilgaat, het idee dat de welvaart en het welbevinden van burgers gediend is bij het ontmantelen van de nationale staten, bij het inleveren van nationale soevereiniteit ten behoeve van een supra-nationaal orgaan waar niemand zicht op heeft. Hier raakt de weerzin tegen de emu aan de manier waarop menig toonaangevend politicus in Europa de toekomst van ons continent ziet.
Wat de federalisten ook mogen beweren, het zijn nog steeds de nationale staten die inhoud geven aan de democratie. Zij hebben haar verworven en koesteren haar. Hoe meer bevoegdheden van de nationale staten worden overgedragen aan de vierde bestuurslaag ‘Europa’ of worden overgelaten aan de ministerraden zonder vetorecht, hoe meer ook de democratie met haar openheid, doorzichtigheid en publieke controle op de tocht komt te staan. Het is een misvatting te denken dat het Europees Parlement ooit in staat zal zijn de rol te vervullen die nu door de nationale parlementen wordt vervuld. De mensen zullen de Europese Commissie nooit willen en kunnen zien als hun Europese regering. Met de vergroting van de geografische afstand tussen bestuur en burger zal ook de psychologische afstand toenemen en daarmee de democratische controle afnemen. En het is goed eraan te herinneren dat niet alleen de democratie, maar ook de rechtszekerheid en de sociale zekerheid op nationaal niveau bevochten en ontwikkeld zijn. Op alle drie die terreinen heeft ‘Europa’ nog weinig tot niets laten zien.
Geen weldenkend mens, dus ook geen socialist, heeft iets tegen samenwerking. Integendeel. Overal waar samenwerking kan strekken tot wederzijds voordeel is dat prima. Maar dat is iets anders dan te denken dat de nationale staten met hun specifieke identiteit zichzelf nu reeds overleefd hebben en bijgevolg genegeerd kunnen worden. Neem het streven naar een gemeenschappelijk buitenlands- en veiligheidsbeleid. Is er iemand die de illusie koestert dat bijvoorbeeld Frankrijk of Duitsland zich zal laten leiden door een gemeenschappelijke buitenlandse politiek als die strijdig is met het eigen nationale belang? In geval van een belangenconflict is er altijd een aandrift om het nationale belang te laten voorgaan op het ‘Europese’ belang. Een andere inzet is door de nationale overheid ook niet uit te leggen aan de bevolking. Wat als een Europees drugsbeleid ons dwingt de coffeeshops te sluiten: gaan we dat dan doen? Het aanhalen van de Europese dwangbuis kan ertoe leiden dat de Europese integratie zelf de bron wordt van conflicten in Europa.
Federalisten zijn ook aanhanger van de gedachte ‘Big is beautiful’. Nu kunnen smaken verschillen, maar één ding staat voor mij vast: Er bestaat niet zoiets als een Europese identiteit. We kennen vele verschillende talen en culturen binnen Europa. En ook de rechtspraak is overal anders. Noch objectief, noch subjectief is er sprake van een bijzondere onderlinge verbondenheid van de burgers van dit continent. Natuurlijk, er zijn zeker dingen die ons verbinden, al was het maar het gegeven van twee wereldoorlogen in één eeuw op Europese bodem. Maar dat lijkt me onvoldoende om daarop het streven naar één Europa te baseren. En nu weet ik wel dat juist die twee wereldoorlogen voedsel hebben gegeven en dat nog doen aan de Europese gedachte, maar was het allemaal maar zo eenduidig. Want de keuze is niet: ‘Hitler’ of ‘Europa’. Het is kortzichtig om tegen degene die zich verzet tegen een verdere Europese integratie in het huidige tijdsgewricht te zeggen dat hij een nationalist is en dus ook wel rekening wil houden met het risico van een nieuwe oorlog op Europese bodem.
Het is precies andersom. De ambities van het Europese spook zijn te hoog en daarom gevaarlijk. Te hoge ambities kunnen snel leiden tot frustratie, irritatie en uiteindelijk tot conflicten. Daarom wordt het tijd dat we het spook ontmaskeren. Iedereen zal dan in één keer duidelijk worden wat er eigenlijk aan de hand is. Onder het witte laken houden zich namelijk de georganiseerde groot-industriëlen van Europa schuil. Zij – Philips, Renault, Fiat, Daimler- Benz, Nestlé, Unilever, Bayer, Shell, BP, en andere multinationals – hebben zich verenigd in de European Round Table. De agenda van de Europese federalisten wordt bepaald door dit gezelschap. Zíj wilden één Interne markt van 370 miljoen consumenten, en die kregen ze; zíj willen één Europese munt – de euro, en die krijgen ze; zíj willen één Europese regering, en daar zijn we naar op weg.
Veel politici mogen dan betoverd zijn door het spook, laten wij nuchter blijven. Spoken bestaan niet.