Over kleerkasten en schadeloosstellingen

‘Goedemorgen allemaal, mijnheer de voorzitter en geachte leden van het Presidium. Het dagblad Trouw kopt vandaag met “Binnenhof een vesting” en toen ik dat las dacht ik: ja, dat is niet zoveel nieuws natuurlijk, want ik heb altijd al gedacht dat het vrij dichtgemetseld was hier.’
Remi Poppe staat achter de microfoon en hij heeft er zin in vandaag. In de Kamer wordt gedebatteerd over de Raming – zeg maar de interne begroting van de Tweede Kamer zelf. Achter de regeringstafel zitten dit keer dan ook geen ministers of staatssecretarissen, maar de leden van het Presidium. Dat Presidium bestaat uit de voorzitter samen met nog wat andere leden. Omdat heel Den Haag al weken in rep en roer is vanwege het aanstaande bezoek van de Amerikaanse president Bill Clinton en zijn vrouw, maakt Remi van de gelegenheid gebruik om zijn ergernis te ventileren over de extreme veiligheidsmaatregelen die niet alleen op straat maar ook in het kamergebouw worden getroffen.
‘Vanwege het aanstaande bezoek,’ zegt Remi, ‘worden de putdeksels rondom het gebouw dichtgelast en de deuren wellicht ook nog; er zullen allerlei mensen hier rondlopen met pistolen en dat soort zaken, en wel in onze werkruimte. Dat vind ik toch een rare zaak.’
Ondertussen is PvdA-kamerlid Rehwinkel naar de interruptiemicrofoon gelopen. ‘De heer Poppe ontdekt mannen met wapens in zijn werkruimte,’ onderbreekt hij Remi’s verhaal. ‘Mag ik vragen of het wel goed met hem gaat?’
‘Dit gebouw is onze werkruimte,’ stelt Remi vast.
‘Dat beschouwt u allemaal als werkruimte? Bent u dan niet op de hoogte gesteld van wat er allemaal gaat gebeuren?’
Dan barst Remi pas echt los: ‘Als ik die kleerkasten met die zonnebrillen en die dopjes in hun oor zie lopen,’ zegt hij, ‘en ik zie hier en daar wat opbollen, dan veronderstel ik, zoals ik ook in Trouw lees, dat ze een soort doorvoervergunning voor vuurwapens hebben. Ze mogen hier eigenlijk niet met vuurwapens rondlopen, maar op basis van een doorvoervergunning zou het wel mogen. Mijn vraag is, of wij dat normaal moeten vinden. Kan dat zomaar? Ik vind dat namelijk gek. Wij hebben onze eigen mensen die voor veiligheid kunnen zorgen. Als de desbetreffende personen daar geen vertrouwen in hebben, dan blijven ze maar thuis. Ik heb overigens begrepen dat ook het cda er problemen mee heeft. De heer Mateman wil wel gefouilleerd worden, als ze maar van zijn pijp afblijven, zo heb ik begrepen. Dat vind ik helemaal terecht.’

Het debat over de Raming is een jaarlijks terugkerend fenomeen, en Remi heeft zich er de afgelopen jaren met zijn bijdragen niet altijd populairder op gemaakt bij onze medeparlementariërs. Want behalve dat hij vragen stelt over de vanzelfsprekendheid waarmee wordt geaccepteerd dat buitenlandse veiligheidsagenten gewapend door de gangen van het parlement wandelen, stelt hij ook keer op keer kritische vragen over de gelden die het parlement zichzelf toebedeelt. Het salaris dat kamerleden ontvangen, in jargon de schadeloosstelling geheten, is de afgelopen jaren fors gestegen. Onder Paars werd het nogmaals verhoogd van 120000 naar 149000 gulden. Weliswaar werd tegelijkertijd de onkostenvergoeding met netto evenveel geld verlaagd, maar daarmee behielden de parlementariërs dus wel een flink veel betere wachtgeldregeling op het moment dat zij niet meer herkozen worden. Voor de SP is dat onaanvaardbaar. Immers, in tijden waarin het kabinet van iedereen vraagt om met minder genoegen te nemen, is het toch al te gek dat politici hun eigen salarissen fors verhogen. En dat terwijl kamerleden met hun inkomen al tot de best verdienende vijf procent van de bevolking behoren! Vandaar dat Remi namens de SP heeft voorgesteld om de kamersalarissen te halveren en de hoogte ervan vervolgens te koppelen aan de ontwikkeling van het minimumloon: als dat omhooggaat, mag het kamersalaris evenveel omhoog. Gaat het minimumloon omlaag, dan het kamersalaris ook.
Dit toch zeer rechtvaardige voorstel kreeg echter geen enkele steun in de Kamer. Evenmin als het SP-voorstel om iets te doen aan de al maar stijgende kosten van de wachtgeldregeling voor ex-politici. In mei 1996 dienden wij een motie in waarin het Presidium werd verzocht ‘de regering uit te nodigen om over te gaan tot invoering van een sollicitatieplicht en de plicht tot aanvaarding van gangbare arbeid voor ex-kamerleden’. Hoewel dergelijke plichten inmiddels aan iedere gewone werkloze zijn opgelegd, vond een meerderheid van de Kamer toch niet dat dit in de toekomst ook voor henzelf zou moeten gelden.
En er zijn meer extraatjes die de Kamer zichzelf graag wil toeschuiven, waar de SP grote moeite mee heeft. In hetzelfde debat waarin Remi de kleerkasten ter sprake bracht, verzette hij zich ook tegen een voorstel om de financiële ondersteuning van de kamerfracties te verhogen met zo’n 7 miljoen gulden.
‘Schaamteloos,’ noemde hij dat voorstel. ‘Een rechtvaardiging voor deze aanslag op de algemene middelen ontbreekt in mijn ogen volledig.’
Een door de Kamer ingestelde commissie had bij rondvraag vastgesteld dat een meerderheid van de kamerleden en fractiemedewerkers de werkdruk te hoog vond. Maar Remi was daar, namens de hele SP-fractie, niet van onder de indruk.
‘In het bedrijfsleven,’ zo hield hij de Kamer en het Presidium voor, ‘is de werkdruk werkelijk aanzienlijk toegenomen. Daar moet de productie fors omhoog met steeds minder mensen. Maar wie bij zijn baas aankomt met de eis van een loonsverhoging van vijfendertig procent, kan rekenen op ontslag. Het gaat in dit geval natuurlijk niet om een persoonlijke loonsverhoging, dat weet ik, maar het gaat wel om een subsidieverhoging voor de fracties. Er zijn heel wat organisaties met overheidssubsidie die ook werk verrichten in het algemeen belang. Maar ik wil de partijen hier in de Kamer weleens horen als deze organisaties komen aankloppen voor een subsidieverhoging van vijfendertig procent.’

Aan het eind van het Ramingsdebat in mei 1997 vroeg Remi zich nogmaals hardop af waarom er nu zo nodig een verhoging van de fractiesubsidie moest komen. ‘Voor de grote fracties,’ stelde hij vast, ‘is jaarlijks tussen de 3 en 5 miljoen gulden subsidie beschikbaar. Komen zij daaraan werkelijk te kort? Ik vraag de woordvoerders van de andere fracties uit te leggen waar de knelpunten zitten. Als niemand hierop terugkomt, is er kennelijk geen probleem en kunnen wij dit voorstel afstemmen.’
Maar een probleem was het natuurlijk wel. Leonie Sipkes van GroenLinks reageerde onmiddellijk op Remi’s uitdagende woorden. ‘Voorzitter!’ zei ze. ‘De heer Poppe blijft volhouden dat het om subsidie gaat. Het is echter geld waarmee banen worden geschapen. Ook voor de medewerkers kan dit verlichting van de werkdruk betekenen. Los van hetgeen kamerleden persoonlijk uit hun schadeloosstelling en onkostenvergoeding in het fractiebudget willen storten, komt er extra geld beschikbaar voor de bevordering van werkgelegenheid.’
cda’er Mateman werd zelfs een beetje vals. Tot drie keer toe bracht hij de interne boekhouding van de SP ter sprake. Zou het niet zo kunnen zijn dat de SP van het geld dat Remi en ik in de partijkas storten misschien wel buitenparlementaire acties organiseerde, zo vroeg de brave Mateman zich af. ‘Ik ben heel geïnteresseerd in de financiële verantwoording van de bij de SP binnenkomende middelen, bestemd voor parlementair en buitenparlementair werk. Dat is een interessant onderwerp.’
‘Dat wordt allemaal keurig nagekeken,’ antwoordde Remi Poppe, ‘en daarover zijn geen klachten, dus het schijnt in orde te zijn.’ Een speciaal bureau van de Kamer én een accountant controleren immers jaarlijks alle inkomsten en uitgaven.
Het allerboost maakte zich echter VVD-kamerlid Remkes. Getergd riep hij aan het slot van zijn bijdrage uit: ‘Ik voel er helemaal niks voor om op de uitdaging van collega Poppe in te gaan. Ik vond zijn betoog getuigen van een schaamteloze demagogie. En daarmee zou ik het willen afdoen.’