Van vrijheid naar onvrijheid

Mevrouw Vermeent woont nu vijf jaar in een verpleeghuis. Ze zit in een rolstoel omdat ze reuma heeft. Bij het eten, het wassen en het naar het toilet gaan moet ze worden geholpen. Geestelijk is ze echter nog kwiek. Ze leest de kranten, volgt het journaal en beurt af en toe haar buurvrouw wat op als die het te kwaad heeft. De verpleegsters noemen haar het zonnetje van de afdeling. Voor iedereen heeft ze altijd een aardig woord. Maar toch… Bij tijd en wijle voelt mevrouw Vermeent zich eenzaam. Ze mist haar man, die een paar jaar terug is overleden, ze mist haar kinderen en vooral de kleinkinderen. Gelukkig komen ze elke zondagmiddag langs. Het is dan een gezellige boel. De kleinkinderen vermaken zich met tekenen of rennen op de gang. De kinderen keuvelen wat, en oma is gelukkig. Maar de middag is kort. Om vijf uur vertrekt iedereen weer en dan wacht een lange week tot de volgende zondag. Ze is dan even heel somber.

Sinds 1993 bestaat er een nieuwe regeling met betrekking tot euthanasie (letterlijk: goede dood). In december van dat jaar werd door middel van een wijziging van de Wet op de Lijkbezorging een meldingsprocedure vastgesteld waarmee de gegroeide praktijk rond euthanasie en hulp bij zelfdoding beter werd geregeld. Onder bepaalde voorwaarden mogen mensen met hulp van een arts uit hun ondraaglijk lijden worden verlost. Deze wetswijziging is erdoor gekomen om mensen in staat te stellen voor een menswaardige dood te kiezen wanneer het leven geen enkel uitzicht meer biedt en gedomineerd wordt door pijn zonder dat er kans is op genezing. Een goede zaak. Immers, waarom het lijden eindeloos rekken wanneer er geen perspectief meer is op een menswaardig bestaan?
In juni 1994 sprak de Hoge Raad de psychiater Chabot vrij. Hij had hulp verleend aan een vrouw in grote psychische nood. Het hoogste rechtscollege had de nieuwe regeling geïnterpreteerd en vastgesteld dat de arts niets wezenlijks te verwijten was. Naar aanleiding van dit geval maar ook in het kader van de onderhandelingen over een paars kabinet, zijn destijds in de Tweede Kamer stemmen opgegaan de wet verder vrij te maken zodat euthanasie makkelijker kan worden toegepast.
Mij leek dat toen – en ook nu nog – niet verstandig, ongewenst en zelfs gevaarlijk. Hoe ‘gewoner’ euthanasie wordt, hoe meer het als een te overwegen optie aan met name ouderen en langdurig zieken zou kunnen worden opgedrongen. Misschien niet bewust, maar als het resultaat van schuivende normen.

Het ouderendeel van onze bevolking groeit snel: in getal en in percentage. De laatste vijftien jaar is er ook op de ouderen bezuinigd. De hoogte van de aow loopt ver achter bij de ontwikkeling van het gemiddelde welvaartspeil. Bejaardenhuizen werden gesloten. En ook alle andere verslechteringen, zoals in de gezondheidszorg, de thuiszorg, het openbaar vervoer en de huurverhogingen, hebben bijgedragen aan een vermindering van het leefgenot van de generatie die Nederland na de oorlog heeft opgebouwd. Ouderen (en gehandicapten) krijgen het steeds moeilijker hun bestaan prettig in te richten. De gemeenschap, de overheid, trekt steeds vaker haar handen terug en laat niet zelden mensen aan hun lot over. De samenleving individualiseert steeds verder en ‘rechten’ bestaan niet meer. Zelfs het recht op een fatsoenlijke oude dag lijkt verleden tijd. Moeten we dat goedmaken met een recht op euthanasie?
We zijn dan geheel op de verkeerde weg. Het leven is geen consumptieartikel. Hier is uiterste voorzichtigheid geboden.
Er bestaat namelijk een gerede kans dat wanneer euthanasie steeds vaker voorkomt, ouderen die denken de gemeenschap of hun directe omgeving onevenredig veel last te bezorgen daarom voor euthanasie kiezen. Vrijheid slaat dan om in onvrijheid. Er zou een sfeer kunnen ontstaan waarin ouderen en gehandicapten zich te veel gaan voelen, waarin mevrouw Vermeent ertussenuit zou willen om haar kinderen te verlossen van hun wekelijkse kinderplicht. Een soort onvrijwillige vrijwilligheid dus.