Verslaafd aan eufemismen
Uit de daden van het eerste paarse kabinet vallen de neoliberale doelstellingen van regering en coalitiepartijen duidelijk af te leiden. Maar uit hun woorden is vaak veel moeilijker wijs te worden. Dat heeft alles te maken met de grootste vloek van politiek Den Haag: de verslaving aan eufemismen. Van Dale omschrijft de betekenis van het woord eufemisme als volgt: ‘Het gebruik van een verzachtend, verbloemend, verhullend woord of aantal woorden.’ Zo wordt vergroting van de inkomensverschillen in het regeerakkoord omschreven als: ‘Het inbouwen van prikkels tot betere prestaties en grotere doelmatigheid ten behoeve van een betere concurrentiepositie.’
Vaak klagen mensen over de onduidelijkheid van politici. ‘Ik kan die man gewoon niet volgen,’ of: ‘Ik dacht dat ik het begreep maar vraag me niet wat zij nu precies gezegd heeft,’ zeggen zij dan. De haast spreekwoordelijk onduidelijke manier van praten van politici wordt zeker niet alleen veroorzaakt door de ingewikkeldheid van de materie – meestal is er iets anders in het spel: eufemisme-verslaving.
De meeste mensen denken dat politici overal een mening over hebben en dat ze door de kiezers zijn ingehuurd om die mening uit te spreken op de plaats die daarvoor bestemd is: de gemeenteraad, de provinciale staten of het parlement. Dat is een misvatting: veel politici hebben vooral vaak de neiging om met zoveel mogelijk woorden zo min mogelijk te zeggen. Bovendien doen ze er alles aan om hun boodschap zo verhuld en verbloemd mogelijk te brengen. De meeste politieke partijen bevinden zich momenteel in het grijze midden. Dat heeft voor de betreffende politici tal van voordelen: je hoeft nooit aan te vallen, en bijgevolg hoef je je ook nooit te verdedigen. Alleen bij verkiezingen kan er dan een probleem ontstaan, want hoe onderscheid je je van de andere partijen? Het logische antwoord op die vraag zou zijn: door je te profileren, door standpunten in te nemen en door je mening te geven. Maar dat is nu net iets wat die partijen eigenlijk niet willen. Want stel je voor dat iemand je na de verkiezingen houdt aan je uitspraken! Je moet dus van alles suggereren, en tegelijkertijd zo min mogelijk zeggen – dat is de kunst. En dus neemt de eufemisme-verslaving onder politici welhaast epidemische vormen aan.
Het gebruik van eufemismen biedt nog een belangrijk voordeel: je kunt onplezierige zaken acceptabel laten klinken. Dat kan al door een minimale wijziging in je woordkeus. Zo had de VVD het vroeger altijd over een ministelsel in de sociale zekerheid. Maar dat klonk zo zuinig, zo minimaal – daarom spreekt men nu liever over een ‘basis’-stelsel. Problemen moet je immers aanpakken aan de basis! Ander voorbeeld: volgens de neoliberale leer moeten we allemaal langer en harder gaan werken, en vooral klaar staan als de baas ons roept. Dat is niet leuk. Daarom spreken neoliberale politici over flexibilisering. En wie wil er nu niet flexibel zijn?
Het gebruik van eufemismen is overigens geen uitvinding van Paars. In ons land spreken we allang niet meer van ‘kapitaal’ en ‘arbeid’. Nee, wij hebben het over de ‘sociale partners’, alsof kapitaal en arbeid op voet van gelijkheid zouden opereren. De sociale partners zijn de werkgevers en de werknemers – maar geven werkgevers eigenlijk wel werk? Het is in ieder geval bepaald niet hun eerste prioriteit. Die is namelijk nog steeds gewoon winstmaximalisatie. Het in dienst nemen van mensen is hooguit een middel om te produceren en winst te maken. ‘Arbeiders’ heten natuurlijk ook allang geen arbeiders meer. Eerst werden het werknemers en tegenwoordig zijn het al medewerkers die soms ‘je’ en ‘jij’ mogen zeggen tegen de baas. O nee, ‘baas’ kan ook niet meer, hij is de coach geworden die opereert als ‘de eerste onder gelijken’. Een schoonmaakster is een interieurverzorgster geworden, en iemand aan een machine, een operator die niet langer werkt op een fabriek, maar op een ‘plant’. Werken in ploegendienst wordt: ‘vrij zijn als anderen moeten werken’. En als de mensen massaal op de keien worden gezet, heet dat ‘reorganiseren’.
Zo komen we als vanzelf weer terug in politiek Den Haag, waar men ook alles weet van ‘reorganiseren’, ‘herstructureren’, ‘herijken’ of gewoon: ‘moderniseren’. Veel politici kun je heden ten dage horen spreken over ‘het moderniseren van de sociale zekerheid’. Inmiddels weet ik dat ‘moderniseren’ in dit geval gelijkstaat aan verslechteren. Die verslechteringen zijn in belangrijke mate het gevolg van een ‘terugtredende overheid’. In normaal Nederlands betekent dit dat de overheid tegen de burgers zegt: zoek het zelf maar uit!
En wat te denken van de politici die bepleiten dat de langdurig werklozen ‘een duwtje in de rug moeten krijgen’? Dat klinkt erg behulpzaam, maar pas op: minister Melkert bedoelt er iets heel anders mee. Hij gebruikte deze woorden toen hij het kabinetsvoorstel verdedigde dat langdurig werklozen (sorry: inactieven) dwong te gaan werken voor zeventig procent van het wettelijk minimumloon.
Overigens vindt zelfs minister Melkert dat er paal en perk gesteld moet worden aan de eufemisme-verslaving. Het VVD-kamerlid Van Hoof sprak in een debat over ‘flexibilisering en zekerheid’ (jawel!) plotseling niet meer over werkgevers en werknemers, maar over ‘werkaanbieders’ en ‘werkondernemers’. Dat werd zelfs Melkert te veel. Hij verzuchtte: ‘Voorzitter, “werkaanbieder” en “werkondernemer”, neem mij niet kwalijk! Ik begin bijna te reageren zoals de heer Marijnissen doet op dit soort stuitende eufemismen. Waar heeft de heer Van Hoof het over?’
Wie met een eufemisme bedeeld wordt, kan maar beter op zijn hoede zijn. ‘Ouden van dagen’ werden eerst ‘bejaarden’, vervolgens ‘ouderen’ en heten tegenwoordig ‘senioren’, maar tot een verbetering van hun positie in de samenleving heeft dat niet geleid – integendeel zelfs. Gehandicapten zijn ‘mensen met een vlekje’ geworden, armen zijn ‘minima’, de mensen die uitgebuit worden zijn ‘de mensen aan de onderkant’, en zij allen tezamen zijn ‘de zwakken in de samenleving’. Met die uitdrukking ‘zwakken in de samenleving’ wordt op subtiele wijze gesuggereerd dat de fout bij de mensen zelf zit, er wordt gedaan alsof het hun eigen schuld is dat ze werkloos zijn of arbeidsongeschikt. ‘Blaming the victim’ noemen ze dat in Amerika. Aan de mensen die het steeds hebben over ‘de zwakken in de samenleving’ vraag ik dan ook steevast of ze weleens een bouwvakker een hand hebben gegeven.
De hamvraag is nu: is het gebruik van eufemismen ernstig? Ik vind van wel. Sterker nog: het komt heel erg dicht in de buurt van bedrog. Immers het gaat hier meestal om halve waarheden, en dat is een eufemisme voor hele leugens!