Naar een ander Europa
De afgelopen regeringen brachten ‘Europa’ aan de macht in Nederland. Zeggenschap daarover gaf men de burgers niet. Als het om Europa gaat hadden en hebben de burgers geen enkele stem. We mochten geen ja of nee zeggen tegen de komst van de euro, of tegen de uitbreiding van de Europese Unie met 10 nieuwe landen in 2004. Niet vreemd dat veel Nederlanders grote twijfels hebben over de wijze waarop de Europese integratie vorm krijgt.
Europese allergie
Als het om de toekomst van Europa gaat lijkt de Nederlandse politieke elite allergisch voor meepratende burgers. Dat bleek toen de Duitse eurocommissaris Verheugen een lans brak voor een referendum over de uitbreiding van de Europese Unie. Iedereen viel over hem heen. Het leek wel alsof zijn referendumplan een onzedelijk voorstel was. Er is echter niets onzedelijks en heel veel redelijks in het voorstel de bevolking van Europa te laten meepraten over de toekomst van Europa. En Verheugen zei niks verkeerds toen hij stelde dat we niet nóg een keer dezelfde fout zouden moeten maken als toen de meeste Europese lidstaten zonder bevolkingsconsultatie instemden met het vervangen van D-mark, gulden en franc door de euro, en daarmee het overhevelen van de nationale monetaire soevereiniteit naar de Europese Unie en de Europese Centrale Bank. ‘We moeten niet, zoals bij de invoering van de euro, achter de rug van de bevolking om besluiten nemen,’ aldus Verheugen.
Een referendum dwingt de politieke elite uit haar ivoren toren te komen en met de burgers een debat te beginnen over de toekomst van Europa. In Nederland kreeg de bevolking geen kans om ja of nee te zeggen tegen de invoering van de euro en het opgeven van de monetaire soevereiniteit. De handtekeningen van Wim Kok en Ruud Lubbers onder het Verdrag van Maastricht in december 1991 waren voor de Tweede Kamer reden om af te zien van een zelfstandige afweging of we echt een Europese economische, monetaire en politieke superstaat willen. Een verzoek voor een Nederlands referendum over de euro, ingediend door de SP en deugdelijk ondersteund door meer dan 60.000 ondersteuningsverklaringen, werd smalend afgewezen.
De uitbreiding van de Europese Unie in oostelijke richting heeft ingrijpende gevolgen voor de bestaande lidstaten. De democratische spoeling van de EU – die nu al uiterst mager is – wordt nog dunner. Overigens is voorafgaande aan de uitbreiding al gewerkt aan ‘verdieping’ van de bestaande Unie, een eufemisme voor het verder inleveren van nationale soevereiniteit. In het Verdrag van Nice is het nationale vetorecht over Europese besluiten op een aantal terreinen opgeheven. Daardoor zijn de lidstaten van de EU nog meer gaan lijken op machteloze provincies van een oppermachtige en oncontroleerbare superstaat. Daarover zou toch tenminste de mening van de burgers gevraagd moeten worden.
Natuurlijk staat het andere landen vrij om het lidmaatschap van de EU aan te vragen. Maar het zou wel zo democratisch zijn als ook de burgers van de kandidaat-lidstaten zich in een referendum over toetreding zouden mogen uitspreken. Uit peilingen blijkt dat het aanvankelijke enthousiasme om in de EU te komen daar snel aan het afnemen is. Het Europese melk-en-honing-sprookje wordt niet meer zo gemakkelijk geloofd, ook al blijft de politieke elite in het oosten dat verkondigen. Volgens internationaal economisch onderzoek zal het, zelfs onder de meest ideale omstandigheden (die zich niet zullen voordoen) ten minste 30 jaar duren vooraleer de economieën van de nieuwe lidstaten convergeren met die van de rest van Europa en het BBP het niveau van de nu laagst scorende lidstaten Portugal en Griekenland zal bereiken.
Duivelse dilemma’s
Wim Kok zal niet alleen de geschiedenis ingaan als de premier van twee paarse kabinetten, maar ook als de man die ons land het Verdrag van Maastricht bezorgde, onze entree in de Europese monetaire Unie verzorgde, ons de euro bracht en de eigen monetaire soevereiniteit ontnam. Over dat laatste hoefden we ons niet druk te maken, zo beloofde hij, zeker niet nadat de Europese regeringsleiders het aanvullende Stabiliteitspact sloten, dat alle landen zou dwingen tot een degelijke begrotingspolitiek. Gerrit Zalm, toen minister van Financiën, zei het hem na. ‘Il duro’ (de harde) werd dan ook in Italië genoemd, toen hij daar kritiek uitte op de wat al te creatieve Italiaanse begrotingspolitiek. Maar al kort na de introductie van de eurobankbiljetten en euromunten op 1 januari 2002 bleek het stabiliteitspact veel zachter dan Kok en Zalm ons beloofd hadden. Onze Oosterburen voldoen niet aan de eisen van het pact, maar de EU durft voor de Duitsers niet de gele kaart te trekken. Daarmee begreep iedereen: de euro is echt van ons allemaal geworden, met de bijbehorende dilemma’s.
Het is de ironie van de geschiedenis dat juist Duitsland als eerste land de geloofwaardigheid van het stabiliteitspact onderuit haalde; dit land was samen met Nederland in 1997 de aanstichter van dat pact. Men wilde koste wat kost vermijden dat landen die hun financiën op orde hebben zouden meebetalen aan de geldontwaarding als gevolg van financieel wanbeheer in andere landen. Dat was de Duitse bondskanselier Schröder blijkbaar vergeten toen hij kort na introductie van de euro stemmen ronselde om een officiële berisping te voorkomen. Het resultaat is dat Duitsland – en ook Portugal – geen waarschuwing kregen voor hun te hoge begrotingstekort, na de plechtige belofte dat de begroting in 2004 in evenwicht zou zijn. Het Duitse tekort komt naar verwachting dit jaar uit op 2,7 procent van het BBP. Dat is net onder het maximum van 3 procent. Het beloofde begrotingsevenwicht van Duitsland in 2004 kan alleen worden bereikt met een forse economische groei, snijden in de overheidsuitgaven en belastingverhogingen. Dat laatste is niet te verwachten, want de sociaal-democratische regering heeft net voor miljarden euro’s de vennootschaps- en inkomstenbelasting verlaagd.Volgens de vice-voorzitter van de Duitse Nationale Bank, die in 1997 de regels voor het stabiliteitspact mee hielp schrijven, is de uitkomst ‘een gevaar’ voor de euro en het hele monetaire bouwwerk. Onze minister van Financiën sprak echter van een ‘inhoudelijk goed resultaat’, hoewel hij vorig jaar een tekort van 1,9 procent in Italië nog ‘zeer zorgelijk’ noemde. ‘Ongelukkig dat dit een publiek debat werd’, zei de minister die in 1997 de discussie opende over Italië. ‘Dit schaadt de geloofwaardigheid van de euro. Dat is niet meer te repareren’, gaf ook Zalm inmiddels toe.
Ik vrees dat de problemen met de euro niet achter de rug zijn. Volgens de regels van het stabiliteitspact moeten landen een boete betalen van maximaal een half procent van het Bruto binnenlands product als zij de grens van drie procent begrotingstekort overschrijden. Dat zou in het geval van Duitsland neerkomen op een bedrag van omstreeks 15 miljard euro. Direct effect is dat het tekort stijgt tot 3,5 procent. Natuurlijk zal Duitsland dit gigantische bedrag nooit ophoesten. En wat dan? Stuurt Duisenberg of de Europese Commissie dan een strafexpeditie om de Duisters weer in het gareel te krijgen? Gaat Europol de Duitse politie vragen de Duitse minister van Financiën op te pakken? Of worden de regels opgerekt, waarbij geldt: hoe groter en belangrijker het land, hoe rekkelijker de regels?De twijfel over de hardheid van het stabiliteitspact en de bijbehorende boetes illustreren het centrale probleem van de euro: Europa is wel een monetaire, maar geenszins een politieke unie. Sterker, de politieke tegenstellingen tussen de landen van de Unie kunnen nu wel eens snel scherper worden. Op basis van het Stabiliteitspact en ten behoeve van een stabielere euro zou Nederland nu moeten aandringen op ingrijpende bezuinigingen in Duitsland. Maar Nederland heeft geen zeggenschap en hoort ook geen zeggenschap te krijgen over de binnenlandse politiek van ons buurland, net zo min als wij willen dat de Duitsers bij ons komen zeggen hoe het moet. De nationale, democratisch gekozen parlementen gaan daarover. Hier manifesteert zich de toenemende spanning tussen de (eisen van de) monetaire unie en de (afwezigheid van een) politieke unie. Dit bewijst ook dat het Europese integratieproces volstrekt van de verkeerde kant af verloopt. Een monetaire unie hoort de bekroning te zijn van een gaandeweg gewilde en gevormde politieke unie van onderop. Nu is de omgekeerde weg gekozen, die weliswaar aantrekkelijk is voor multinationale ondernemingen en grote kapitaalbezitters, maar een democratische politieke integratie juist belemmert. EU-landen zullen veeleer tegenover elkaar komen te staan dan naast elkaar. Hoe moeten ‘alle Menschen Brüder’ werden, als Nederlandse burgers gaan eisen dat de werkloosheidsuitkeringen in Duitsland omlaag gaan teneinde, daar het begrotingstekort te verlagen en daarmee de eurokoers op te stuwen?
Toen ons werd verteld dat de euro van ons allemaal zou worden, is niet verteld dat dit soort duivelse dilemma’s óók ‘van ons allemaal’ zouden zijn. Met de komst van de euro onder deze voorwaarden zijn we verder verwijderd van een echte, gemeende Europese integratie van alle burgers. De onverantwoorde haast om hoe dan ook tot een monetaire unie te komen kan een boemerangeffect hebben op de zo bepleite integratie. Die haast is afgedwongen door de grote Europese multinationals. Zij hebben binnen de Europese Unie hun eigen organisatie: de ‘Europese Ronde Tafel’. Daarin overleggen de captains of industry hoe ze de politiek naar hun hand kunnen zetten. Hun lijntjes met toppolitici zijn zo intensief, dat ze hun plannen tot politieke besluiten kunnen promoveren. Dat de Europese integratie en de euro zo snel tot stand gekomen zijn kwam omdat deze ondernemingen er voor hen voordeel in zagen – ook al waren de nadelen voor de samenleving en de risico’s dat er iets fout loopt aanzienlijk. Immers: de invoering van de euro had eerder het sluitstuk moeten zijn van de Europese integratie in plaats van opmaat. Die fout zal ons in Europa nog veel problemen brengen! Vandaar dat ik ervoor pleit de aard van de huidige Europese Unie drastisch te veranderen. De eis dat we naar ‘een ander Europa’ moeten is van groot belang om te voorkomen dat onder de schijnbare eenheid van de EU diepe tegenstellingen tussen regio’s, landen en volken groeien, die op termijn de stabiliteit op ons continent eerder bedreigen dan beschermen. Het is de allerhoogste tijd voor een breed maatschappelijk debat over de richting van de Europese eenwording. Gaan we verder met de vorming van een continentbrede neoliberale superstaat met grote democratische en sociale manco’s? Of kiezen we voor een constructie die gebaseerd wordt op samenwerking tussen soevereine en democratische staten, om welvaart en vrede veilig te stellen, natuur en milieu te dienen en tweedeling in Europa te bestrijden?