Nieuw optimisme
De geschiedenis van de mens is er een van pieken en dalen – maar daar doorheen ook een van vooruitgang. Ik geloof niet in het cultuurrelativisme, dat zegt: het maakt allemaal niet uit welke cultuur, het maakt allemaal niet uit welk stadium van ontwikkeling. Dat maakt wél uit. Ik ben ervan overtuigd dat we niet alleen langer leven, en het leven ons dus langer gegeven is. Ik ben ook iemand van lang leve het leven! Dat is op zichzelf al een vorm van vooruitgang. Maar ik geloof ook dat de humaniteit van het bestaan groter is geworden; de verminderde afhankelijkheid van bijvoorbeeld het klimaat en de natuur. We hebben, tenminste in een deel van de wereld, de omgeving redelijk naar onze eigen inzichten kunnen inrichten. De wetenschap heeft ons veel gebracht; van kennis over de natuur tot welvaart, van kennis over het menselijk lichaam tot welzijn.Er is dus sprake van ontwikkeling en ik zou echt niet weten waarom die ontwikkeling in de 21 ste eeuw zou stoppen.
Er is veel mis
Maar er is óók heel veel mis. Het gaat met de samenleving niet automatisch de goede kant op. Ik ben geen goedgelovige vooruitgangsdenker! Ook ik denk voortdurend aan klimaatverandering, overbevolking, wereldwijde honger en economische ongelijkheid. En vooral aan de geweldige ongelijkheid als het gaat om perspectief en hoop. Gigantisch zijn die problemen, en het is logisch dat veel mensen er moedeloos van worden. En hopeloos: het gebrek aan perspectief en hoop is een angstaanjagende katalysator voor bewegingen die worden voortgestuwd door haat tegen anderen. Dat leidt tot barbaars fanatisme en zelfs afschuwelijk terrorisme.
Het idee van de Global Village, van de wereld als een dorp, is geen onzin Vooral vanwege de verbetering van de transport- en communicatiemogelijkheden wordt de wereld verhoudingsgewijs inderdaad kleiner. De wereld is ook kleiner geworden op 11 september 2001. Toen bleek hoe kwetsbaar zelfs mensen in machtige landen zijn voor relatief kleine machten die van elders komen. Wat daar in New York op die dag gebeurde moet ertoe leiden dat we anders naar de wereld gaan kijken. De ‘elfde september’ dwingt ons tot bezinning. Natuurlijk gaat het hier om verwerpelijk terrorisme, dat met alle kracht bestreden moet worden; maar het gaat ook om de vraag wat daarachter schuilgaat, waar dat soort fanatisme vandaan komt, hoe het een voedingsbodem kan vinden in delen van de wereld. En daarmee gaat het ook over de wereldwijde ongelijkheid, de volstrekt onrechtvaardige verdeling van welvaart, welzijn, hoop en perspectief. Ik vind dat dit soort zaken te lang te vrijblijvend op de zondagmorgen zijn benoemd, maar te weinig op de maandagmorgen werden aangepakt. Kijk naar de Wereldhandelsorganisatie, de Wereldbank, het Internationaal Monetair Fonds, de Verenigde Naties, allemaal organisaties die wel zeggen te willen bijdragen aan een eerlijker verdeling van de welvaart in de wereld, maar in veel gevallen in de praktijk bijdragen aan nog meer ongelijkheid.
Hedendaags socialisme
De socialistische beweging is vanaf de negentiende eeuw in wezen geen andere beweging geweest dan één die steeds probeerde het onmogelijk geachte mogelijk te maken, die probeerde het gat tussen wat is en wat kan te dichten, en dat alles ten behoeve van de mensen en de mensheid.
En heel veel werd onmogelijk gevonden! De 40-urige werkweek bijvoorbeeld. Die zou het absolute einde betekenen van de welvaart, zeiden ze – maar het bleek niet zo. De 8-urige werkdag zou het absolute einde betekenen van de economische vooruitgang in het westen. Ook dat is gezegd, maar niet gebleken. De afschaffing van de kinderarbeid werd onmogelijk geacht; het zou het einde betekenen van de industrie. Het tegendeel bleek waar. Elders op de wereld zijn de 40-urige werkweek, de 8-urenwerkdag en het verbod op kinderarbeid nog steeds onmogelijk, althans als we de machthebbers aldaar moeten geloven; in India, in Pakistan, in Birma, op de Filippijnen, eigenlijk in grote delen van Azië, Latijns-Amerika en Afrika. En zij die het daar niet mee eens zijn, ontlenen hoop en perspectief aan anderen die in het verleden bewezen dat het wél kon.
De mens is in staat geweest zich een alternatief vóór te stellen, juist omdat er mensen waren die het onmogelijk geachte vroegen, eisten. De Amerikaanse filosoof Herbert Marcuse sprak over ‘de eendimensionale mens’, die zich alleen nog maar de werkelijkheid kan voostellen zoals die nu is. Deze eendimensionale mens noemde hij de grootste bedreiging van de permanente wil van alle mensen om naar verandering te streven. Mijn motto is dat we de dingen die we doen, doen voor de mensen, maar ook altijd mét die mensen. We moeten emancipatie van mensen niet verwarren met betutteling van mensen. Daarom moet een politicus ook bescheiden zijn. Je mag best een Gideonsbende proberen te zijn en voorop willen lopen in een bepaalde richting. Maar ga niet denken dat je op voorhand altijd precies weet of je de goede kant op loopt! Denk na, doe je best, toon lef en moed op de momenten dat het erop aan komt, durf ook leiderschap te tonen, durf aan te geven waarvoor jíj kiest, welke kant jij op wilt – dan kun je misschien de lucifer zijn die bij anderen het vuur der verandering doet ontbranden.
Nieuw optimisme
Dat noem ik nieuw optimisme. Je ziet het lang niet bij iedereen, maar gelukkig wel bij steeds meer mensen en in toenemende mate. En dit nieuwe gevoel van optimisme is ook broodnodig, doodgewoon om ons mensen weer een beetje hoop te geven op een toekomst die de moeite waard is. Zo bevrijden we onszelf van het cynisme waartoe inmiddels wel heel veel mensen zijn vervallen. Natuurlijk hebben critici een punt als ze erop wijzen dat er ook een andere ontwikkeling in de samenleving te zien is. Tegenover het nieuw optimisme staat ook heel veel ‘hedonisme’. Dat is harde kost voor optimisten als ik. Maar ik blijf erbij een kentering te bespeuren, na 20 jaar woekerend neoliberalisme, doorgeslagen individualisme en een overmaat aan cynisme. We hebben in Nederland de afgelopen 20 jaar een inkomensstijging van ongekende omvang gehad . Ook het bruto binnenlands product is enorm gestegen. Desalniettemin zijn we op een groot aantal punten stukken armer geworden. De tweedeling is toegenomen, zorg en onderwijs zijn verslechterd. De ziel is uit de samenleving gerukt. En daarmee bedoel ik de onderlinge verstandhouding. Laatst zei iemand tegen mij: ‘ Dat wat van ons allemaal is, is weggevallen’. En dat is ook zo. De publieke ruimte is weggevallen en de publieke sector is in versukkeling geraakt. Ik hang de gedachte aan: ‘hoe meer iets zichzelf wordt, hoe meer het zichzelf opheft’. Ik ben ervan overtuigd dat in de komende jaren de vrijblijvendheid en oppervlakkigheid plaats gaat maken voor meer betrokkenheid.
Steeds meer mensen krijgen het gevoel dat we nu echt naar een alternatief moeten gaan zoeken. Niks doen en afwachten is voor steeds minder mensen een optie. Er zijn veel mensen die zich voor het eerst of opnieuw engageren. Als ik kijk naar allerlei discussiebijeenkomsten in het land of luister naar wat allerlei mensen me tegenwoordig vertellen… Ik zie steeds meer mensen die zich afwenden van het idee van ‘ikke, ikke, ikke en de rest kan stikken’; ze begrijpen dat de dikte van je portemonnee niet recht evenredig is met de hoogte van je levensgeluk. Menselijk geluk krijg je niet zomaar toegeworpen; daar moet je verdomd veel voor doen.
Ik ben blij dat ik lang niet de enige ben die dat beseft, het aantal medestanders groeit – en snel. Het hoogtepunt van de periode van oppervlakkigheid en van postmodernisme zijn we onderhand voorbij. We moeten nu hoognodig tegengas geven aan al het pessimisme en negativisme in de politiek en in de samenleving. Natuurlijk is het niet eenvoudig om foute ontwikkelingen te keren, natuurlijk is wat scheef gegroeid is niet zomaar recht te breien, natuurlijk zal nieuw beleid ook met vallen en opstaan gepaard gaan – maar er is beslist geen reden om louter negatief te zijn en onszelf wijs te maken dat we onze toekomst niet in eigen handen hebben. Ik geloof er in ieder geval echt in en ik hoop dat het aanstekelijk werkt. Het is tijd voor nieuw optimisme!