Oorlog en vrede
Ons standpunt met betrekking tot de militaire interventies in voormalig Joegoslavië en ook onze algemene terughoudendheid aangaande de inzet van militaire middelen wordt door sommigen uitgelegd als het staan met de rug naar de wereld. Dat is een onterechte beschuldiging. Het klopt: wij gaan niet mee in het idee dat we als een land niet doet wat wij zeggen, we er dan maar een bom op moeten gooien. Wij zeggen dat er betere antwoorden dan bommen zijn. Het gegeven dat je ontzet bent over wat er in de wereld gebeurt, leidt vaak tot de gedachte dat er ‘iets’ moet gebeuren. Op een gegeven moment gaan politici denken: we kunnen toch niet níks doen?
Dat mechanisme speelde duidelijk ten tijde van de Balkanoorlog. Voeg daarbij het feit dat we destijds in Nederland net de luchtmobiele brigade hadden aangeschaft, die bedoeld was voor snelle interventies, en er ook daarom in de legertop belangstelling was voor de inzet van Nederlandse militairen in Bosnië. Dat werd ook zo gezegd: het is een unieke kans om het bestaansrecht van de luchtmobiele brigade te onderstrepen. De combinatie van de enthousiaste publieke opinie, de legertop die het graag wilde en veel Kamerleden die doorgaans oprecht verontrust waren, maar ten onrechte naïef in militaire interventie geloofden, leidde in 1993 tot de eerste Nederlandse betrokkenheid bij een oorlog na 1945. En daar is het niet bij gebleven.
Bewaar je verstand
Op zichzelf vind ik het prijzenswaardig dat mensen niet neutraal blijven kijken wanneer zulke verschrikkelijke dingen gebeuren als in Joegoslavië het geval was. Niettemin is het bombarderen van een kruitvat niet erg verstandig. Je kunt je achteraf verder afvragen of de bemoeienis van de internationale gemeenschap, zowel politiek, diplomatiek, militair als humanitair, niet heeft geleid tot een verlenging van het conflict. We moeten ons realiseren dat strijdende partijen ook als strijdende partijen vrede moeten sluiten want vrede sluit je per definitie met je vijand. Die wijsheid had de strijdende partijen in Bosnië duidelijk gemaakt moeten worden.
Ik heb er met Van Mierlo, toen minister van Buitenlandse Zaken, hele debatten over gevoerd. De internationale gemeenschap hospitaliseerde op een gegeven moment het hele conflict. De strijdende partijen hadden steeds het idee: die internationale gemeenschap moet maar zorgen voor de vrede, daar gaan wij niet over. Maar zó zit het oplossen van een conflict niet in elkaar! Er had veel beter gepoogd kunnen worden om door middel van politieke force de juiste voorstellen te doen op het juiste moment. Ten eerste om het conflict te voorkomen. En ten tweede om te proberen door diplomatiek overleg te komen tot een vredesperspectief voor de mensen daar. Met betrekking tot het eerste; in plaats van de Duitse wens te honoreren en Kroatië onafhankelijk te verklaren, had de Europese Unie een confederaal Joegoslavië moeten afdwingen. Met betrekking tot het tweede: er was geen perspectief voor de Moslims, noch voor de Bosnische Serviërs, noch voor een deel van de Kroaten. Dat gebrek aan perspectief maakte dat men eindeloos met de oorlog is doorgegaan. Nu zien we dat er weliswaar vrede is maar dat we geconfronteerd worden met een staat Bosnië-Herzegovina die geen levensvatbaarheid heeft: te klein en nog steeds tot op het bot verdeeld. Geen douane, geen functionerend parlement, geen functionerende regering; het is in feite een vrijstaat onder protectie van de internationale gemeenschap. Kosovo is eigenlijk hetzelfde verhaal.
Verenigde Naties uitbouwen
Na de slachtingen van de Eerste Wereldoorlog kregen we de Volkenbond. Het besef was er toen dat we in één wereld leven en nader tot elkaar moesten komen. Die Volkenbond bleek echter geen succes. Na de Tweede Wereldoorlog zijn de Verenigde Naties opgericht. Daarbij werd een belangrijke concessie gedaan aan de reële machten in de wereld: de Algemene Vergadering, waarin alle 170 lidlanden vertegenwoordigd zijn, heeft weinig te vertellen en de Veiligheidsraad , met daarin de machtige landen, vrijwel alles. Frankrijk, Engeland, Verenigde Staten, Rusland, en China maken er de dienst uit – en de Amerikanen het meest. In feite is dit in een notendop de schets van het grote probleem van de internationale politiek, namelijk dat de macht van de machtigen altijd prevaleert boven de goede bedoelingen van de wereldgemeenschap. De frictie tussen die twee maakt dat bij al die problemen zo moeilijk tot een oplossing te komen valt. Omdat er altijd belangen meespelen van grote invloedrijke landen die een oplossing die niet direct in hun nationale voordeel ligt, blokkeren.
We weten nu inmiddels heel veel over hoe de Russen en Amerikanen met hun veiligheidsdiensten geopereerd hebben. In Afrika stuurden ze tijden lang hun marionetten aan die vervolgens oorlogen ontketenden waarin miljoenen mensen omkwamen. Zeker in de tijd van de Koude Oorlog, toen men dacht in termen van invloedsferen. Wat we nu hebben is een soort Pax Americana, met een unilateraal machtscentrum in Washington waar geen land bij in de buurt komt. Rusland is in grote mate afhankelijk van Amerika: voor technologie en ‘know–how’, voor investeringen en voor het recht te mogen exporteren naar de VS. China is ook aangewezen op de VS. En Engeland is altijd al het schoothondje van de VS geweest. Frankrijk is eigenlijk nog het enige lid van de Veiligheidsraad dat probeert een eigen koers te varen, maar houdt daarbij het eigen Franse belang ook wel erg sterk voor ogen. De Amerikanen blijken tegenwoordig in staat om de besluiten van de Veiligheidsraad in belangrijke mate te dicteren. Mede daarom hebben ze die beruchte Irak-resolutie door de Veiligheidsraad gekregen.
Hoe moeilijk het is om een betere mondiale politiek tot stand te brengen, kan ik met een voorbeeld illustreren. Op een bepaald moment hebben de Verenigde Naties gezegd dat we een Internationaal Strafhof moesten hebben om misdaden tegen de menselijkheid te kunnen bestraffen. Wacht even, zeiden de Amerikanen, dat geldt niet voor ons. Niet voor Amerikaanse militairen, diplomaten en politici. Wij moeten de politieagent van de wereld spelen en willen daarom dat geen enkele Amerikaanse burger daar ooit terecht zal staan. Zoniet, dan wijzen we dat strafhof af. Nu is het zo dat een Internationaal Strafhof alleen van start kan gaan als een bepaald aantal leden van de Verenigde Naties dat verdrag hebben geratificeerd. Daarom haalden de Amerikanen Roemenië over om bilateraal overeen te komen dat het land nooit mensen zou uitleveren aan het Internationaal Strafhof. Ook met andere landen hebben de Amerikanen dat gedaan. Zo proberen ze het initiatief van de Verenigde Naties te frustreren, en dat lukt als er onvoldoende landen zijn die het verdrag inzake het Strafhof uiteindelijk willen ratificeren.
Het heeft geen zin om de Verenigde Naties te idealiseren, stelde ik al in het boek ‘De laatste oorlog, gesprekken over de nieuwe wereldorde’dat ik in 2000 samen met Karel Glastra van Loon schreef. Er is terecht veel aan te merken op de volkenorganisatie: de traagheid, het gebrek aan efficiency, de geldverspilling, de geringe macht van de Algemene Vergadering, de overheersende rol van de veiligheidsraad , en de soms ronduit cynische houding. Maar voorlopig zijn de Verenigde Naties wél het enige wat we hebben. De wereldgemeenschap kent geen ander platform voor vraagstukken samenhangend met oorlog en vrede dan de VN. Daarom moeten we zuinig zijn op dit instituut en ons te weer stellen tegen al die personen en landen die de autoriteit van de VN ondermijnen en ridiculiseren. Het Handvest van de Verenigde Naties bevat zeer waardevolle morele ankers voor het internationaal verkeer, waaronder het verbod op agressie, en zelfs voor de verhouding tussen overheden en hun burgers. Van verantwoordelijke staten mag worden verwacht dat zij de VN en het internationaal recht op hun waarde weten te schatten. Wijze buitenlandse politiek moet inhouden dat een van de doelen is het structureel versterken van de Verenigde Naties en haar instituties.
Hoe voorkomen we nieuwe oorlogen?
Tot slot een pleidooi voor het verkleinen van de kans op nieuwe oorlogen. Bij de brandweer bestaat een populair gezegde: ‘Elke brand is te blussen met een kommetje water als je er maar vroeg genoeg bij bent.’Voor degenen die echt willen bijdragen aan een veiliger wereld zijn er dus twee vragen te beantwoorden: willen we erg vroeg bij zijn? En hebben we er een kommetje water voor over?
Om er vroeg bij te zijn moet er een wereldwijd early warning system komen, dat de Verenigde Naties en regionale organisaties als de organisaties als de Organisatie voor Vrede en Samenwerking in Europa (OVSE) in staat stelt vroegtijdig te helpen bij het voorkomen van conflicten ene – als ze reeds bestaan – het vermijden van een verdere escalatie. Vervolgens is het nodig dat de VN en bijvoorbeeld de OVSE over voldoende financiële middelen beschikken om effectief te kunnen helpen. Na de oorlog in Kosovo hebben de westerse landen een Stabiliteitspact opgesteld voor de Balkan, exclusief de federale Republiek Joegoslavië. De vraag is: waarom was men toen wél bereid om vele miljarden uit te trekken voor deze regio, terwijl men dat eerder niet was? We kunnen het nooit met zekerheid weten maar vast staat wel dat de vele miljarden die aangewend werden voor het bombarderen en de enorme schade die daar het gevolg van was een veelvoud is van het bedrag dat in het begin van de jaren negentig nodig zou zijn geweest om de neergaande economie van Joegoslavië om te buigen in een groeiende economie. Was dat bedrag er destijds gekomen en hadden de Europese landen zich ingespannen voor de totstandkoming van een confederatie in plaats van onafhankelijkheid voor alle deelrepublieken, dan had het menselijke drama dat zich daarna op de Balkan afspeelde wellicht voorkomen kunnen worden. Ik hoop dat we bereid zijn uit deze bittere ervaring lering te trekken zodat we in de toekomst nieuwe oorlogen kunnen voorkomen en de vrede kunnen bewaren.