Samenleven, niet apart

Integratie komt van ‘integreren’, wat betekent ‘deel uitmaken van’. Als je het hebt over migranten, voormalige gastarbeiders en hun nazaten, dan vinden wij dat die moeten integreren, omdat ze anders geen volwaardig deel kunnen uitmaken van onze samenleving. Dat recht moeten ze hebben en dus mogen ze niet apart worden gezet in wijken, fabrieken, scholen en voetbalclubs. Ik heb altijd gevonden dat we zoveel mogelijk samen moeten doen in plaats van apart. Maar er is heel veel verkeerd gegaan op dit punt. Dat heeft ingrijpende gevolgen voor de samenleving.

Op zoek naar een antwoord

Begin jaren ’80 had je de opkomst van Janmaat. Ik vond dat hij er racistische standpunten op nahield. In zijn toespraken in de Kamer kwam hij uiteindelijk altijd op migratie terug. Volgens hem loste je wachtlijsten in de zorg op door buitenlanders eruit te zetten. Maar links had totaal geen antwoord op Janmaat, die vooral mensen aantrok uit de wijken van de grote steden en die zich miskend voelden. Wij vonden toen al, dat we wél een antwoord op hem moesten hebben. Wij wilden weten waar het grote ongenoegen vandaan kwam en wat je eraan zou kunnen doen. We kwamen tot de conclusie dat er gaandeweg concentratiewijken in Nederland aan het ontstaan waren. Dat had weer te maken had met het feit dat naar hier gekomen buitenlanders in een vlees noch vis-situatie verkeerden. Zij konden of wilden geen keuze maken tussen teruggaan of hier blijven. In die tijd werden veel buitenlanders na jaren van hard werken ontslagen. De voortschrijdende technologisering van de industrie zorgde ervoor dat veel van hen blijvend op straat kwamen te staan. De bazen hadden hun handen geïmporteerd en zich geen zorgen gemaakt over de hoofden die waren meegekomen. Scholing, opleiding, het was er allemaal niet van gekomen. Nederlands leren werd als verspilling gezien. ‘We hebben je gehaald om te werken, niet om te praten’, kregen gastarbeiders te horen die wat meer van Nederland wilden weten.

Een logisch gevolg was dat veel gastarbeiders niet meer wisten of ze moesten blijven of teruggaan. Ze kregen ook geen hulp bij die keuze – sterker nog, ze werden van het maken van een keuze afgehouden. Wij stelden voor dat de overheid de verplichting had om die keuze wel mogelijk te maken: ofwel teruggaan met meeneming van de hier betaalde belastingen en sociale premies, zodat ze terug in eigen land weer een bestaan konden opbouwen; ófwel hier blijven en dan ook de kans krijgen om Nederlands te leren, op de hoogte te komen van de hier geldende regels en afspraken, van de breed geaccepteerde waarden en normen in onze samenleving. En geef hen de kans om het Nederlandse staatsburgerschap te verwerven, zodat ze alle bijbehorende rechten en plichten zouden krijgen. Ons voorstel werd ons echter niet in dank afgenomen door andere linkse partijen. We kregen toch een lading kritiek over ons heen! Sommigen gingen zover om ons voor cryptoracisten te verslijten. Wat hadden wij tegen Turken en Marokkanen, waarom wilden we ze naar huis sturen of, nog erger, verplichten om Nederlands te leren? Wat was er mis met Turks of Arabisch? Ambtenaren moesten maar Turks en Arabisch leren en folders konden ook best in meer talen geschreven worden. Het geld dat wij wilden meegeven aan remigranten werd andere linkse partijen (niet door migranten zélf) genadeloos ‘oprotpremie’ genoemd. Je kunt het je niet voorstellen hoe dat toen ging.Twintig jaar later hebben we zowat op alle punten gelijk gekregen, maar als een overwinning kan ik dat niet zien. Ik vraag me wel af waarom het ons niet lukte om veel eerder de rest van de politiek mee te krijgen. Als dat immers was gelukt, dan hadden veel migranten zélf kunnen kiezen waar ze hun toekomst wilden bouwen en zouden degenen die besloten hadden om hier te blijven veel meer kansen hebben gekregen. Zeker voor hun kinderen zou dat positief hebben uitgepakt. Nu zitten we met het gegeven dat maatschappelijke tweedeling zich niet alleen langs sociaal-economische, maar ook langs etnische grenzen voltrekt. De kansen voor migrantenkinderen in onze samenleving zijn enorm veel slechter dan voor autochtone kinderen. De schooluitval is dramatisch hoger en de oververtegenwoordiging van migranten in de bakken van de sociale instanties is schandelijk. Het integratiebeleid heeft op een geweldige manier gefaald en veel menselijk leed veroorzaakt.

Een gemengde samenleving

Nu is het zaak om te handelen. Uit elk onderzoek blijkt, dat mensen van allochtone komaf het liefste in een gemengde wijk wonen. Ze willen ook graag dat hun kinderen naar gemengde scholen gaan. Maar toch wonen heel veel migranten in ‘zwarte’ wijken en zitten hun kinderen op ‘zwarte’ scholen. De overheid, op alle niveaus, ontkent, met in haar kielzog de woningcorporaties, dat hier sprake is van vooropgezet beleid. Maar de feiten spreken voor zich. Het beleid leidt in ieder geval niet tot integratie en wél tot segregatie, op den duur zelfs tot apartheid. Het is overigens logisch dat migranten gemengd willen wonen; ze snappen heel goed dat hun kinderen beter leren op een gemengde school dan op een zwarte school. Maar ze lopen overal tegen barrières aan; ze mogen niet op die school, of de ouderbijdrage is te hoog. Let wel: ik pleit niet voor het dwingen van witte mensen naar zwarte wijken of van migranten naar witte wijken; wij zijn voor het openstellen van witte wijken voor zwarte mensen en het aantrekkelijker maken van zwarte wijken voor witte Nederlanders. Daar zit een concept achter: de integratie langs de lijnen van het dagelijks leven. Integratie vindt plaats bij de bakker, op straat, op het voetbalveld en op school. Niet op de inburgeringcursus, hoe nuttig die ook kan zijn. En ook niet door middel van het leren van Nederlands alleen. Nee, met het praktiseren van het Nederlands op straat! Dáár vindt de integratie plaats.

Ik vind dat je moet proberen wijken en scholen een dusdanige samenstelling te geven dat ze representatief zijn voor stad , dorp en omgeving. Als je dan die omgeving moet aanpassen, omdat die onevenwichtig is samengesteld, dan moet je je beleid daar op richten. Nogmaals, ik ben tegen gedwongen spreiding. Maar ik ben vóór gereguleerde toelating. We moeten proberen door toelating in wijken te bevorderen dat mensen gespreid kunnen gaan wonen. Op een Rotterdamse school hebben ze twee wachtlijsten: een zwarte en een witte. Om de beurt laten ze er eentje toe. Wat is daar tegen? Vroeger zeiden sommige betweters tegen ons dat wij discrimineerden. Discriminatie is het maken van ongeoorloofd onderscheid. Maar er is nog nooit iemand tegen het maken van geoorloofd onderscheid geweest. Als je lid wordt van de voetbalclub, en je vraagt of je mag hockeyen, dan krijg je te horen dat je naar een andere vereniging moet. Dan maak je dus onderscheid. Je maakt ook onderscheid met de bouw van bejaardenwoningen en jongerenhuisvesting. Je maakt onderscheid naar de dikte van de portemonnee: niet iedereen woont immers in een villa als die van Herman Heinsbroek. Onderscheid maken is prima, zolang het een redelijk doel dient! Daarom is er niks mis mee om onderscheid te maken, teneinde de integratie te bevorderen en de segregatie tegen te gaan.

Om een beter beleid tot stand te brengen moeten we allereerst onderkennen, dat we de zaak 20 jaar op z’n beloop hebben gelaten. We hebben de segregatie bevorderd. Vervolgens moeten we beseffen dat het een hele tijd zal duren voordat je die ontwikkeling hebt gekeerd en in de goede richting hebt kunnen sturen. Vervolgens moeten we zeggen: ‘okay, het is moeilijk maar we gaan er wel aan beginnen. En wel nú’. Het gaat er in eerste aanleg om, dat in ieder geval de wenselijkheid van spreiding wordt ondersteund. Oud-staatssecretaris Karin Adelmund heeft bijvoorbeeld vaak gezegd: ‘Oh, maar die wenselijkheid staat nog helemaal niet vast. Zwarte scholen presteren erg goed. Als je kijkt naar hoe kinderen binnen komen en hoe ze naar school gaan. En die toegevoegde waarde na acht jaar bepaalt of de school goed is. Zo geredeneerd presteren zwarte scholen best goed.’ Daarbij heeft ze het over cognitieve vakken. Haar verhaal klopt niet eens, want ook daar scoren zwarte scholen significant lager dan witte scholen. Maar het gaat mij om veel méér. Het gaat mij bijvoorbeeld om het goed Nederlands kunnen leren spreken. Dat lukt niet op een schoolplein waar alleen Turks wordt gesproken. Het gaat mij om het in contact komen met Nederlandse leeftijdsgenoten, wat van buitengewoon groot belang is. Maar dat wordt onvoldoende onderkend. Het gaat er bij mensen als Adelmund alleen om of die toegevoegde waarde aan kennis na acht jaar acceptabel is. Mij zegt dat niks.

Multicultureel

Het gaat erom, alle mensen een eerlijke kans te geven. Dat is nu beslist niet het geval. De cijfers bevestigen dat. Migranten scoren significant slechter op het gebied van werk, hoger op het punt van criminaliteit en zitten verhoudingsgewijs veel vaker in de bijstand en de WAO. Overigens is de situatie in Nederland op al deze punten zelfs slechter dan in Duitsland, waar de afgelopen 20 jaar helemaal géén integratiebeleid is gevoerd. Wij hebben miljarden gestopt in integratiebeleid en er het tegendeel mee bereikt van wat we wilden! In Duitsland is vanaf het begin het signaal gegeven, dat migranten Duits moeten leren en zich moeten aanpassen, omdat ze anders niet aan de bak komen. In Nederland hoefde dat allemaal niet. Wij hadden immers een multiculturele samenleving.

Let wel: wij zijn een multiculturele samenleving. Maar ik verzet me tegen de multiculturaliteit als concept voor integratie. Dat is een groot verschil. Met multiculturaliteit als concept wordt zelforganisatie bedoeld, dus een aparte zuil creëren voor migranten, waar ze hun eigen voetbalclubs en scholen hebben, zodat ze kunnen emanciperen zoals dat met het katholieke volksdeel ook is gegaan. Later zouden ze dan de overstap naar de samenleving kunnen maken. Maar dat gebeurt dus niet. Je ziet veeleer dat mensen zich gaan terugtrekken in eigen kring. Daar wordt handig op ingespeeld door organisaties die segregatie aanmoedigen, zoals religieuze organisaties.

Vrijheid van religie is in onze grondwet gegarandeerd, voor iedereen en dat moeten we vooral zo houden. Ik vind geloof bij uitstek iets van het privé-domein. Niemand is heerser over het geweten van een ander. Dat mag niet en dat kan ook niet. Ik alleen ga over mijn eigen gedachten. Een ander kan ze niet eens lezen, laat staan dat hij ze kan onderdrukken. Als het gaat om zaken als het geweten, dan moet maximale vrijheid aan iedereen worden gegund. Ik ben er voor dat moskeeën kunnen bestaan, fier met mooie minaretten. Hoe ik verder over de islam denk, is totaal irrelevant. Ik heb mijn bedenkingen bij Rome, bij het protestantisme en bij de islam. Maar waar ik mee te maken heb, is de politieke islam. Dat is de islam die zich als fundamentalistisch islamitisch profileert in politieke termen. Die bepleit dat allochtonen niet gespreid, maar juist bij elkaar en geïsoleerd van de rest van de samenleving blijven wonen. Zij willen hun gemeenschap controleren. Waar politiek en islam elkaar raken en in elkaar overvloeien, daar is alertheid geboden. Ik wijs bijvoorbeeld op de Arabisch-Europese Liga. Maar dat geldt voor alle geloven; ik ben ook tegen de intolerantie van fundamentalistische christenen die zeggen dat een ander niet op zondag mag zwemmen of dat de wet euthanasie moet verbieden omdat het van hun geloof niet mag. Dat is allemaal een politieke brug te ver.

Toen ik in de fabriek werkte had ik Belgische, Spaanse en Turkse collega’s. De Turken werden gehuisvest in houten barakken. Ze hadden een vreselijk bestaan, zonder vrouwen en kinderen, met dertien man op een kamer. Deze mannen werden dubbel uitgebuit, want daarbij werkten ze ook nog eens in twee ploegen van twee keer acht uur per dag. Ik vond dat slavernij. Ik vond het verschrikkelijk dat ze huis en haard moesten verlaten om voor eten voor hun kinderen te zorgen, die ze nooit zagen. De bazen haalden ze hier pas naartoe, nadat ze eerst hun gebitten hadden gecontroleerd. En dat allemaal omdat de bedrijven te lui waren om te automatiseren. Ze hebben bewust gastarbeiders hierheen gehaald, om niet te hoeven investeren en innoveren. Met goedkope arbeidskrachten en extra uitbuiting probeerden ze de lonen te drukken en op die manier maximaal rendement te halen. Iedereen haalde buitenlanders en niemand bekommerde zich om hen; ook de meeste vakbonden niet.

Nu neemt de interesse voor nieuwkomers toe, maar vooral ook omdat Nederlanders zich niet op hun gemak voelen met niet-geïntegreerde migranten. Ik begrijp de problemen van migranten en wil er alles aan doen om hen het gevoel te geven dat hun belangen, hun gevoelens volop meetellen. Maar ik blijf benadrukken dat het vooral in het belang van migranten zélf is om te integreren. Apartheid veroordeelt hun kinderen tot een marginaal bestaan en dat moeten we voorkomen. Alle kinderen moeten gelijke kansen hebben om hun eigen plaats onder de zon te verdienen.