Waarden en normen, of de publieke moraal

Een breed maatschappelijk debat over waarden en normen juich ik toe – mits we het dan wél over méér hebben dan alleen burgermansfatsoen. Als we ons zorgen maken dat belangrijke waarden in het gedrang komen en mensen zich steeds minder aan op zich redelijke normen lijken te willen houden, dan moeten we ook ons afvragen waar die maatschappelijke verruwing vandaan komt. Dan moeten we onderzoeken wat de reden is voor toenemend onfatsoen, asociaal gedrag en egoïsme. En dan ontkomen we niet aan het onderzoeken van de rol die de overheid speelt en zou moeten spelen. We moeten een oordeel vellen over de mate waarin de overheid medeverantwoordelijk is voor de maatschappelijke verloedering.

Het verkeerde signaal

Waarden en normen vormen een wezenlijk onderdeel van onze beschaving, ons collectieve bewustzijn. Daarom spreek ik eigenlijk liever over ‘publieke moraal’. Die moraal moet worden onderhouden, anders erodeert ie. Dat onderhoud moet elke dag weer gepleegd worden. Door ouders, door opvoeders, door onderwijzers, door opinieleiders en vooral ook door de overheid als zodanig.

Dat zijn we voor een deel vergeten. In de jaren tachtig (de tijd van ieder-voor-zich, dat-maak-ik-zelf-wel-uit, en lekker-jezelf-zijn) hebben overheid en politiek wat dit betreft ook een totaal verkeerd signaal afgegeven. Het ultraliberalisme brak toen door in samenleving én politiek. ‘Weg met alle oude vormen en gedachten, ik bepaal zelf wel hoe ik leef’’ was de heersende opvatting. De groeiende populariteit van de individualistische levenshouding bevorderde een algemeen gevoel van afkeer van normen en waarden. Die werden als ouderwets bestempeld, zo goed als opvoeding en sociale controle verdacht gemaakt werden. Het belang van het kind, het belang van een gedegen opvoeding en het belang van de pedagogiek raakte op de achtergrond. Opvoeden werd niet meer gezien als een actieve daad , maar als iets dat achterhaald was en niet paste in een moderne samenleving. Sommigen noemen de vervaging van belangrijke waarden en normen een logische erfenis van de doorgeschoten anti-autoritaire opvoeding uit de jaren ’60. Daar ben ik het niet mee eens. In die hebben we ons terecht ontdaan van een aantal vastgeroeste verhoudingen. Wel is er sindsdien ook een laisser-faire idee ontstaan, de gedachte dat meer vrijheid voor kinderen inhield dat die kinderen het ook maar zelf moesten uitzoeken. Natuurlijk, zelf leren en ondervinden is heel belangrijk. Maar kinderen kunnen niet zonder een ouderlijke hand, zonder opvoeding, zonder een onderwijzer, die hen in de wirwar van impulsen die ze dagelijks krijgen, te leren onderscheid te maken tussen wat belangrijk en niet belangrijk is en tussen wat sociaal en wat niet sociaal is. Opvoeden, onderwijzen, begeleiden, en het stellen van grenzen op het moment dat bepaalde normen overschreden worden en daar de discussie over aangaan – dat is iets wat we niet los kunnen laten als we waarden en normen willen handhaven. Educatie, ontwikkeling, een veilige omgeving en het hebben van een eerlijke kans in het leven zijn de factoren die kunnen bijdragen aan een perspectiefvolle toekomst. Ik pleit daarom voor de terugkeer van de pedagogiek. We (ook de overheden) denken te weinig na over wat de ontwikkeling van onze jonge medeburgers ten goede komt en wat niet. Hier is wijsheid geboden: de samenhang van alles zien, vooruit kunnen denken en begrip hebben van de werkelijkheid.

We moeten ervoor zorgen dat kinderen in hun opvoeding inlevingsvermogen, empathie, wordt bijgebracht; dat ze van jongs af aan leren dat ze bepaalde waarden hebben te respecteren. Zoals respect voor een ander. Dat heeft te maken met het besef van de gelijkwaardigheid van alle mensen. Daarbij volstaat het niet om alleen te zeggen wat hoort (‘Je moet met je tengels van een ander of diens spullen afblijven’ bijvoorbeeld). Je moet ook optreden op het moment dat dit niet gebeurt. Je moet als ouder, als opvoeder, ook op vervelende momenten stelling nemen en ingrijpen. Hier is sprake van een opmerkelijke paradox: conflicten worden in de opvoeding te vaak vermeden, waardoor we ze in oncontroleerbare vorm terugkrijgen in agressie op school en op straat.

Maar voor veel gezinnen is het ook erg moeilijk om goed te functioneren als overdrachtsplaats voor waarden en normen. In heel veel huishoudens is het haast-haast-haast. Zo druk met werken hebben veel ouders het, dat het goed opvoeden van de kinderen er soms bij in schiet. Niet bewust, maar het gebeurt wel. Veel ouders voelen zich dan ook schuldig, maar denken dat ze niet anders kunnen. De hypotheek, de huur, de auto, de vakantie, de verbouwing, de school van de kinderen, de hobby’s, het moet allemaal betaald worden en daarvoor moet gewerkt worden. Iedereen heeft het druk en daardoor ontbeert de tijd die nodig is om kinderen goed op te voeden. Wie daaraan iets wil veranderen zal ouders beduidend meer tijd en mogelijkheden moeten geven dan ze nu hebben.

Sociale controle

Het onderhoud van waarden en normen vereist een algemene inzet, van allen die ervan overtuigd zijn dat zonder die algemeen aanvaarde waarden onze samenleving verder versplinterd en steeds onleefbaarder wordt. Een bepaalde vorm van sociale controle is daarvoor een absolute voorwaarde. Het is onjuist de verantwoordelijkheid allemaal te schuiven op het bordje van de overheid (de politie, het Openbaar Ministerie, de rechter). Wij willen geen politiestaat, maar een democratie. Dus zal de burger ook een maatschappelijk actieve burger moeten zijn, dus moeten de mensen zich niet alleen met hun eigen belang bezig houden maar ook belangstelling aan de dag leggen voor de samenleving en als het even kan een bijdrage leveren aan verbetering van de omstandigheden.

Sociale controle bevorder je zeker niet door alle georganiseerde controle in de publieke ruimte terug te trekken, zoals dat sinds de jaren ’80 is gebeurd. Toezichthouders werden afgeschaft, zoals conciërges op scholen en de conducteurs in de treinen. Wie bedenkt zoiets? De wijkagent vertrok, steeds meer buurthuizen gingen dicht en in veel wijken verdween de kinderopvang. Daarmee verdwenen belangrijke delen van de infrastructuur voor de waarden- en normenoverdracht. Op de scholen werd zoveel bezuinigd dat veel onderwijzers het niet meer aankunnen. De klassen zijn te groot, de leraren hebben het te druk, ze moeten nieuwe vaak ondoordachte onderwijsstructuren invoeren, zelf met computers leren werken en het geleerde daarna aan de scholieren doorgeven. Begrijpelijk dat leraren zeggen: wij hebben helemaal geen tijd meer voor overdracht van waarden en normen!

Is er een alternatief mogelijk? Jazeker: meer ruimte voor ouders om hun kinderen op te voeden, meer ruimte in het onderwijs om kinderen op te leiden tot weerbare, sociale burgers.Meer aandacht voor toezicht en meer nadruk op het belang van sociale controle. Dat besef zal slechts ontstaan als we mensen met verregaande inspraak en bevoegdheden veel meer betrekken bij de eigen leef-, woon- en werkomstandigheden. Dan zullen mensen meer met elkaar in contact treden, meer samen werken, meer samen doen. Dan worden we ook weer meer een samen-leving waarin het normaler wordt naar elkaar om te zien, voor elkaar te zorgen en elkaar in het goede spoor te houden. Om dezelfde reden ben ik ook erg voor het instandhouden van het verenigingsleven. Sinds de jaren ’80 zijn de sportverenigingen in Nederland gemarginaliseerd. Allerlei subsidies werden teruggetrokken; dat moesten de mensen zélf maar regelen. Een heilloze weg. Verenigingen zijn ontzettend belangrijk. Neem de sportclubs. Daar leren kinderen wat winnen en verliezen is, wat uitdelen en incasseren is, waarom er regels zijn en waarom er respect voor elkaar en voor de leiding hoort te zijn – omdat het spelletje anders niet loopt. Dat zijn we in onze kortzichtigheid van de afgelopen decennia vergeten en het wordt tijd dat we aan dat geheugenverlies nu snel een einde maken.

Solidariteit

Als we het in het algemeen hebben over ‘waarden en normen’ klinkt dat nogal vaag. Het is daarom zaak om dingen te benoemen. Welke waarden willen we behouden en welke normen moeten we daarvoor instellen en handhaven? Naar mijn mening is een van de allerbelangrijkste waarden in een beschaafde samenleving de solidariteit met elkaar. Zonder solidariteit staat de deur open voor barbarij, open voor het recht van de sterkste. Solidariteit is in essentie niets anders dan een antwoord van mensen op zoek naar een fatsoenlijke samenleving. In onze worsteling voor een betere toekomst hebben mensen ontdekt dat een solidaire samenleving per saldo voor iedereen beter is, omdat iedereen wel eens ooit in de een of andere omstandigheid op solidariteit van de ander is aangewezen. Enigszins te maken met het begrip solidariteit heeft het begrip sympathy, waar de Engelsen over spreken. Een van de belangrijkste dingen van het menselijk bestaan is, dat de mensen sympathie ondervinden van anderen. Mensen die totaal vereenzamen en voor niemand meer iets betekenen, zijn bijna geestelijk dood. Je kunt niet langdurig zonder andere mensen. We zijn sociale wezens. Om samenleven mogelijk te maken is de erkenning noodzakelijk van de fundamentele gelijkwaardigheid van iedereen. Maar omdat we nou eenmaal niet gelijk zijn, hebben we daar ook solidariteit voor nodig. Solidariteit is het gunnen van een eerlijke kans aan iedereen.

In de afgelopen 20 jaar hebben overheid en politiek de georganiseerde solidariteit in ernstige mate ondergraven. Dat heeft diepgaande invloed om de samenleving gehad . Wanneer de overheid de waarde van het voor elkaar zorgen aantast, krijgt ze wat ze verdient: calculerende burgers, die hun eigen belang maatgevend voor al hun handelen beschouwen en het belang van een ander als iets waar anderen zich maar zorgen over moeten maken. Willen we de waarde ‘solidariteit’ terugbrengen dat moet het overheidsbeleid op heel veel terreinen worden aangepast. Het is kiezen of delen.
Veiligheid

Veiligheid, bescherming van lijf en leden, van het recht om je te uiten, je te organiseren, je te manifesteren, je vrij te kunnen bewegen – ook dat is een buitengewoon belangrijke waarde in een beschaafde samenleving. Je hoeft maar één keer slachtoffer te zijn geweest van een geweldsmisdrijf, van een intimidatie, van een diefstal in je eigen huis en je gevoel voor veiligheid wordt wellicht nooit meer hetzelfde. Je wordt erdoor van je onschuld beroofd en er zijn er maar weinig die dat overwinnen, vooral in een omgeving waar meer mensen zoiets overkomt. Heel veel mensen ervaren dat deze waarde, een veilige samenleving, steeds meer onder druk staat en dat er de hand wordt gelicht met de afgesproken normen om die waarde te waarborgen.

Hoewel in de betere wijken meer te halen is dan in de arme wijken, vindt de meeste criminaliteit toch in de armere wijken plaats. In de volkswijken wonen de meeste slachtoffers én de meeste daders. Dat weten we al tijden. In 1996 beschreef ik in ‘Tegenstemmen’ de ervaringen in de Verenigde Staten, waar de stijging van de criminaliteit voor een belangrijk deel verklaard werd uit de verharding van het sociaal-economische klimaat in de jaren tachtig en de daarmee samenhangende groei van de uitzichtloosheid: Alle deskundigen zijn het erover eens dat de groeiende maatschappelijke ongelijkheid, het ontbreken van een toekomstperspectief, het wegvallen van de sociale controle en het overal voorhanden zij van wapens, de ‘ideale’voedingsbodem vormen voor criminaliteit. De uitzichtloosheid is het grootst in de verpauperde wijken waar veel werklozen wonen – en datzelfde geldt voor de criminaliteit. Veel kinderen uit de getto’s maken hun schoolopleiding niet af en als ze dat wel doen, is er vaak geen werk voor hen. Het zijn kinderen zonder perspectief. Met de beste wil van de wereld zijn zij niet te overreden zich in te spannen voor een betere toekomst voor henzelf en hún kinderen. In de wijken waar ze wonen, heerst een gewelddadige atmosfeer, waarin normale omgangsregels niet geldig zijn en er nauwelijks ruimte bestaat voor normaal gedrag.’ Die Amerikaanse ervaringen kenden we toen al maar wat hebben we ermee gedaan? Bar weinig. We hebben delen van ons land, met name in de grote steden op vergelijkbare wijze laten verloederen, we hebben onze eigen getto’s laten ontstaan. In plaats van de voorzieningen te verbeteren hebben we ze weggehaald, in plaats van de structuren te versterken hebben we ze afgebroken, in plaats van het toezicht uit te breiden hebben we juist daar het politietoezicht verminderd en verwaarloosd! Willen we de waarde ‘veiligheid’ beschermen dan moeten we om te beginnen zorgen dat de criminaliteit in die wijken wordt teruggebracht. Dat is makkelijker gezegd dan gedaan maar niks doen is in ieder geval fout. In de sfeer van het toezicht kan en moet veel meer gebeuren. Als er in een winkelcentrum gepatrouilleerd wordt, neemt het gevoel van veiligheid van de mensen. Als de politie bereikbaar en aanspreekbaar is en snel reageert op hulpverzoeken, voelen mensen zich beslist een stuk meer op hun gemak. Als er meer georganiseerd toezicht is, zal de bereidheid om zelf ook wat beter op te letten worden gestimuleerd. Dat, gecombineerd met een integrale aanpak van de sociale scheefgroei in deze buurten, kan leiden tot een geleidelijk herstel van sociale structuren en het vertrouwen dat het menens is de mensen in deze buurten weer het recht op een veiliger en perspectiefvoller bestaan te geven.

Laat ik duidelijk zijn: criminelen bedreigen de samenleving. Ze gedragen zich onmaatschappelijk, asociaal, ze lappen waarden die gelden in de samenleving aan hun laars, overtreden de normen – en dienen daarom daarop zonder mankeren te worden aangesproken door de samenleving. Voor mensen die (dreigen te) ontsporen hoort het strafrecht te bestaan, onder het motto: wie niet horen wil moet maar voelen. Strafbedreiging kan mensen van asociaal gedrag, van crimineel gedrag weerhouden. Strafoplegging kan mensen ertoe brengen in de toekomst van dergelijk gedrag af te zien. Strafbedreiging en strafoplegging geven burgers die zich wel normaal gedragen het besef dat ontsporing niet wordt geaccepteerd en wel wordt aangepakt. Maar we moeten ons niet wijsmaken dat met strengere straffen maatschappelijk ongewenst gedrag effectief bestreden kan worden. Voorbeelden elders, van landen met beduidend zwaardere strafsancties, bewijzen dat het niet zo is. Mensen in de gevangenis zetten lost doorgaans weinig op. Vaak komen mensen er slechter uit dan ze erin gaan. En kans op recidive is buitengewoon groot als we na de straf niet zorgen voor een serieuze kans op maatschappelijke reïntegratie, om een delinquent weer op het goede pad te krijgen. Zonder dat maken we aan de lopende band draaideurcriminelen die een ramp voor de samenleving en zichzelf vormen. Zeker als we weten dat een groot deel van de huidige gevangenispopulatie psychisch gestoord en drugsverslaafd is.

De beste remedie tegen criminaliteit en criminelen is en blijft preventie. Hoe meer mensen op het rechte pad worden gehouden, hoe makkelijker het is om wat resteert aan crimineel gedrag daad werkelijk en effectief aan te pakken. Dan kunnen we ook wegraken van het mismoedig makende optreden van sommige politici en sommige politie- en justitiefunctionarissen. Zij proberen ons uit te leggen dat een moderne maatschappij moet leren leven met een ruime portie aan vaak buitengewoon harde criminaliteit. Ze tonen ons statistieken en vertellen dat het ondoenlijk is om alle misdrijven aan te pakken, laat staan alle misdadigers op te sporen. En wij moeten dan aanvaarden dat pakweg een miljoen vormen van crimineel gedrag als niet-aanpakbaar of oplosbaar worden afgeschreven, afgewenteld op de maatschappij. Ik vind dat onaanvaardbaar. Als er meer politieagenten, justitieambtenaren, rechters en straffen nodig zijn om wel effectief de misdaad te bestrijden dan moeten we daar ruimte voor maken. Capituleren voor criminaliteit kan gewoonweg niet, willen we een beschaafd land blijven!

Meer politie, meer rechters, voldoende celcapaciteit zijn van belang maar ook niet meer dan een deel van de oplossing van het huidige veiligheidsprobleem. De mensen moeten ook weer de bereidheid hebben om het voor elkaar op te nemen. Ik behoor niet in het kamp van minister Remkes van Binnenlandse Zaken, die zei: ‘Ik zou die daders in Venlo een rotschop verkocht hebben.’ Ik weet namelijk niet of ik dat gedaan zou hebben. Aan grootspraak doe ik niet mee. Je hebt altijd meer helden van tevoren en achteraf, dan op het moment dat ze echt nodig zijn. Maar ik denk wel dat je mensen kunt opvoeden in weerbaarheid. Volgens mij kun je mensen leren dat het normaal is om je niet te laten pressen of terroriseren. En niet toe te staan dat anderen geterroriseerd worden. Als je ingrijpt en opkomt voor een slachtoffer, heb jíj het recht aan je zijde! Een veilige samenleving komt niet uit de lucht vallen, ook die moeten we samen opbouwen!
Overheid als baken

De overheid is in de kwestie van waarden en normen – of ze dat nu wil of niet – een soort baken. Gaat het baken richting individualisering, dan volgt de samenleving die beweging. Als de overheid de georganiseerde solidariteit afbreekt, dan leidt niet automatisch tot meer spontane, maatschappelijke solidariteit. Een overheid die de tweedeling vergroot, mensen op zichzelf terugwerpt, de sorry-democratie introduceert, draagt bij aan de normvervaging; zo’n overheid verliest gaandeweg het morele gezag dat burgers kan overtuigen dat we ons beschaafd dienen te gedragen. Als de overheid zelf aan morele verruwing doet dan moeten we niet raar opkijken indien dat in de samenleving navolging krijgt. Zoals kinderen voorbeelden nodig hebben – ouders, de leraren, de idolen van de tijd – fungeert de politiek, het openbaar bestuur als referentiekader voor de hele samenleving. We horen ons af te vragen hoe we het waarden- en normbesef weer kunnen activeren in de politiek en in de samenleving als geheel. Ik denk dat daarvoor voortrekkers nodig zijn. Politici zijn zelfbenoemde en door de burgers gekozen leiders. Van hen mag verwacht worden dat zij ook bij deze herintroductie van waarden en normen een voortrekkersrol vervullen. Dat verdraagt zich niet met een overheid en met politici die zelf een asociale politiek voeren en zelf geen verantwoordelijkheid nemen voor hun falen. De liberale samenleving maakt het gezegde homo homini lupus, de mens is de mens een wolf, tot waarheid. Een overheid die daaraan meewerkt, in plaats van weerwerk te bieden, moet later niet klagen over het gebrek aan burgerzin, stijgende normloosheid en toename van de criminaliteit. Wie een paard in draf immers de sporen geeft, moet niet raar staan te kijken als het gaat galopperen! De betekenis van de publieke moraal willen terugbrengen tot alleen het geïndividualiseerde burgermansfatsoen, wat nu naar mijn idee te veel gebeurt, is een miskenning van de betekenis van de ethiek voor de samenleving als geheel, en de politiek en de politici in het bijzonder.

Waarden en normen komen voort uit de strijd van de mens voor een beter bestaan. Zij hebben een geschiedenis. Wij hebben ze geërfd van onze voorouders. We hebben ze geformuleerd, getest, aangepast en verder ontwikkeld, ze behoren tot ons collectief bewustzijn. Zij vormen een essentieel onderdeel van de brug over het ravijn van de barbarij. De geschiedenis heeft ons geleerd dat die brug nogal wankel is. Aan de politiek en de samenleving is het om de waarden en normen steeds te actualiseren en te handhaven en zo de brug van de beschaving te onderhouden.